ECLI:NL:TGDKG:2019:199 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/671126 / DW RK 19/456

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:199
Datum uitspraak: 03-12-2019
Datum publicatie: 28-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/671126 / DW RK 19/456
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich – onder meer – er over dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis onrechtmatig heeft betekend. En dat hij de betekening van het vonnis en het proces-verbaal onjuist heeft geverbaliseerd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 december 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 augustus 2019 met zaaknummer C/13/653132 / DW RK 18/461 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/671126 / DW RK 19/456 LvB/SM ingesteld door:

1. [ ],

2. [ ]

wonende te [ ],

klagers,

tegen:

mr. drs. [ ],

gerechtsdeurwaarder te Amersfoort,

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 augustus 2018, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij

verweerschrift, ingekomen op 14 september 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klagers zijn een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 augustus 2019. Bij brief, ingekomen op 14 augustus 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019 alwaar klager sub 1 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 december 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2018 zijn klagers in conventie veroordeeld om binnen 2 weken na betekening van het vonnis voor hun rekening de overhangende gedeelten van de beplanting in de voor- en achtertuin op het perceel van [ ] te [ te verwijderen en om – 2 weken nadat zij daartoe schriftelijk zijn aangemaand door [ ]. – om voor hun rekening de overhangende gedeelten van de beplanting in de voor- en achtertuin op het perceel van [ ] te [ ] verwijderd te houden;

- bij e-mail van 15 juli 2018 informeren klagers de advocaat van de wederpartij dat snoeiwerkzaamheden zijn uitgevoerd;

- de advocaat van [ ] (de advocaat) heeft de gerechtsdeurwaarder opgedragen een proces-verbaal van constatering op te stellen gericht op de uitgevoerde snoeiwerkzaamheden. Het proces-verbaal is op 20 juli 2018 ter plaatse opgemaakt. Tevens heeft de advocaat de gerechtsdeurwaarder opdragen de grosse van het vonnis te betekenen;

- op 30 juli 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse, het proces-verbaal en sommatiebrief van de advocaat aan klagers betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a) het vonnis onrechtmatig heeft betekend omdat de wederpartij de procedure zou hebben verloren ;

b) de betekening van het vonnis en het proces-verbaal onjuist heeft geverbaliseerd omdat wel degelijk iemand is aangetroffen namelijk de zoon van klager die de stukken heeft aangenomen;

c) een onjuiste inhoud in het proces-verbaal van constatering heeft opgenomen;

d) voor € 272,25 aan onzin heeft laten betekenen om zijn zakken te vullen en klagers dit niet gaan betalen;

e) de zaak niet intrekt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat bij de beoordeling van deze klacht als uitgangspunt geldt dat ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behoudens de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, te allen tijde verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Hoewel op de gerechtsdeurwaarder de ministerieplicht rust, heeft hij als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van zijn opdrachten een eigen verantwoordelijkheid, waarbij hij zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden. Indien de opdracht inhoudt, zoals in dit geval, de betekening van het vonnis in opdracht van de advocaat, bestaat die eigen verantwoordelijkheid erin dat marginaal dient te worden getoetst of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte vonnis hiervoor voldoende grond biedt.

Een diepgravend onderzoek wordt van de gerechtsdeurwaarder niet verlangd temeer als de opdracht afkomstig is van een advocaat. De gerechtsdeurwaarder dient namelijk niet op de stoel van de rechter te gaan zitten. In dit verband wordt erop gewezen dat de persoon te wiens laste de betekening plaatsvindt, klagers dus, indien zij het niet met het gegeven bevel eens zijn, de rechtmatigheid daarvan in een executiegeschil door de executierechter kan laten toetsen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit het overgelegde exploot volgt dat nadat niemand op adres van klagers is aangetroffen de gerechtsdeurwaarder de betekening conform artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft uitgevoerd door het exploot in de brievenbus achter te laten. Het feit dat de zoon van klagers op dat moment arriveerde en hem is verzocht het zojuist in de brievenbus gedeponeerde exploot op de poststapel van zijn ouders te leggen, maakt de reeds afgeronde betekening niet onrechtmatig. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake zodat naar het oordeel van de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat het proces-verbaal van constatering de feitelijk waarneming van de gerechtsdeurwaarder betreft welke is onderbouwd met foto’s. De bezwaren van klagers tegen de inhoud van het vonnis alsmede over afspraken die klagers al dan niet naderhand met de wederpartij hebben gemaakt over de snoeiwerkzaamheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot diens proces-verbaal van constatering klachtwaardig heeft gehandeld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter als volgt. Dat klagers de kosten van het proces-verbaal van bevindingen en de betekening van de brief van de advocaat zouden moeten betalen of dat die kosten daadwerkelijk bij hen in rekening zijn gebracht, blijkt nergens uit. De gerechtsdeurwaarder stelt ook dat hem niet is opgedragen om de kosten van de betekening van die stukken te verhalen op klagers. Terecht merkt de gerechtsdeurwaarder op dat de kosten van het proces-verbaal van bevindingen sowieso voor rekening van de opdrachtgever zijn. Naar het oordeel van de voorzitter is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder de gegeven opdracht om een vonnis ten uitvoer te leggen niet kan intrekken. Het zijn de executanten en/of hun advocaat die de opdracht -om het vonnis te executeren of andere handelingen te verrichten- in kunnen trekken. De gerechtsdeurwaarder kan dit niet op eigen houtje doen. Hij is immers geen opdrachtgever. Indien klagers de executie willen stoppen dienen zij zich tot de executierechter te wenden.

4.7 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – aangevoerd dat:

a) de gerechtsdeurwaarder het niet nodig heeft gevonden zich op de hoogte te laten stellen over de ter zaak doende feiten en omstandigheden. Volgens klager heeft dit heeft niets te maken met een marginale toetsing, maar met wegkijken;

b) het gebruikelijk is dat de kosten van de gerechtsdeurwaarder niet voor rekening komen van de opdrachtgever;

c) van een onbevooroordeeld opgemaakt proces-verbaal van constatering geen sprake kan zijn geweest.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klagers aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.