ECLI:NL:TGDKG:2019:196 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/672177 / DW RK 19/492

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:196
Datum uitspraak: 17-12-2019
Datum publicatie: 28-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/672177 / DW RK 19/492
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich onder meer er over dat de gerechtsdeurwaarder een titel heeft geëxecuteerd dat in een eerder stadium vernietigd zou zijn. De partiele vernietiging van het arrest heeft de gerechtsdeurwaarder er niet van hoeven te weerhouden het arrest te executeren. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 december 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 september 2019 met zaaknummer C/13/654421 DW RK 18/503 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/672177 / DW RK 19/492 DB/SM  ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 september 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 oktober 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 10 september 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 september 2019. Bij fax, ingekomen op 11 september 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 december 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        bij beschikking van 30 maart 2016 van de rechtbank te Amsterdam is klager veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie;

-        bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 13 juni 2017 is de beslissing van 30 maart 2016 vernietigd voor wat betreft de hoogte van de bijdrage van klager in de kinderalimentatie vanaf 18 juni 2016 en is bepaald dat klager met ingang van 18 juni 2016 een maandelijkse bijdrage van € 25,-- dient te betalen. Voor het overige is de beschikking waarvan beroep bekrachtigt;

-        bij exploot van 22 augustus 2018 is de beschikking van 30 maart 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)      er onzorgvuldig is gehandeld, omdat er een vernietigd vonnis aan hem is betekend;

b)      er onzorgvuldig is gehandeld, omdat er bedragen tot augustus 2018 zijn gevorderd, terwijl zijn zoon inmiddels achttien jaar is geworden;

c)      er onzorgvuldig is gehandeld, omdat er vorderingen worden geïnd van ouder dan zes maanden, terwijl het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) uitsluitend kan vorderen op een vordering niet ouder dan zes maanden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde en aan het kantoor te Den Haag verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in augustus 2018 opdracht van het LBIO heeft gekregen om het vonnis 30 maart 2016 ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder is gelet op zijn ministerieplicht gehouden aan een dergelijke verzoek te voldoen. De voorzitter overweegt dat een gerechtsdeurwaarder enkel gehouden is een opdracht marginaal te toetsen. In dit geval had de gerechtsdeurwaarder geen enkele reden tot twijfel of onderzoek. Niet kan worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van een eigen onderzoeksplicht of enige andere tuchtrechtelijke norm bekend had moeten zijn met het arrest van 13 juni 2017. Nadat klager had aangegeven dat het vonnis van 30 maart 2016 is vernietigd, heeft de gerechtsdeurwaarder bij het LBIO nagevraagd of er andere uitspraken zijn die het vonnis van 30 maart 2016 aantasten. De gerechtsdeurwaarder ontving gelijktijdig de opdracht om de zaak tot nader bericht stil te leggen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen b en c overweegt de voorzitter dat, gelet op het hetgeen in rechtsoverweging 4.3 is overwogen, niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het executeren van de alimentatiebeschikking. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Het is aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van klager tegen de vordering. De gemaakte bezwaren tegen de vordering heeft de gerechtsdeurwaarder voorgelegd aan zijn opdrachtgever. Dat recent duidelijk is geworden dat het LBIO fouten heeft gemaakt kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – aangevoerd dat:

a)      geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden in onderhavige procedure en dat dat in strijd is met artikel 6 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens);

b)      het volstrekt onduidelijk is welke marginale toetsing de gerechtsdeurwaarder heeft uitgevoerd;

c)      de eisende partij geen vordering heeft;

d)     uit hetgeen is betekend uit naam van [   ], onder vermelding van de naam en geboortedatum van de zoon van klager, eenvoudig voor de gerechtsdeurwaarder is te herkennen is dat hetgeen gevorderd wordt ziet op verplichtingen na de 18e levensjaar van de zoon (van klager);

e)      het betekende vonnis van 2007 is. Eiser heeft zich beklaagd over de bevoegdheid van de wettelijke termijnen, namelijk 6 maanden. Het is de zorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarder of de opdrachtgever (het LBIO) wel wettelijk bevoegd is om tot inning over te gaan. Opmerkelijk is het dat de voorzitter kennelijk geheel ongemotiveerd voorbij gaat aan de ingediende klachten in samenhang met de wet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen

7.2 De kamer merkt nog op dat klager in zijn verzet nieuwe klachten c.q. nieuwe feiten en omstandigheden heeft geformuleerd. De kamer oordeelt in verzet echter niet over nieuwe klachten en deze zullen om die reden onbesproken blijven.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. Ch. A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.