ECLI:NL:TGDKG:2019:195 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/672178 / DW RK 19/493

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:195
Datum uitspraak: 17-12-2019
Datum publicatie: 28-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/672178 / DW RK 19/493
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich onder meer er over dat de gerechtsdeurwaarder een titel heeft betekend dat in een eerder stadium vernietigd zou zijn. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 december 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 september 2019 met zaaknummer C/13/654422 DW RK 18/504 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/672178 / DW RK 19/493 DB/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ]e,

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 september 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 oktober 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 10 september 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 september 2019. Bij fax, ingekomen op

11 september 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

5 november 2019 alwaar klager en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 december 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij beschikking van 30 maart 2016 van de rechtbank te Amsterdam is klager veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie;

- bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 13 juni 2017 is de beslissing van 30 maart 2016 vernietigd voor wat betreft de hoogte van de bijdrage van klager in de kinderalimentatie vanaf 18 juni 2016 en is bepaald dat klager met ingang van 18 juni 2016 een maandelijkse bijdrage van € 25,-- dient te betalen. Voor het overige is de beschikking waarvan beroep bekrachtigd;

- bij exploot van 22 augustus 2018 is de beschikking van 30 maart 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door:

a) een vernietigd vonnis aan hem te betekenen;

b) bedragen tot augustus 2018 te vorderen, terwijl zijn zoon inmiddels achttien jaar was geworden;

c) vorderingen te innen die ouder zijn dan zes maanden, terwijl het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) uitsluitend vorderingen die niet ouder zijn dan zes maanden kan vorderen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zij de opdracht tot het betekenen van het vonnis van 30 maart 2016 als zogenaamde “losse opdracht” heeft uitgevoerd en dat de behandeling en ten uitvoerlegging niet in haar handen was. De voorzitter overweegt dat een gerechtsdeurwaarder enkel gehouden is een opdracht marginaal te toetsen. In dit geval had de gerechtsdeurwaarder geen enkele reden tot twijfel of onderzoek. Niet kan worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van een eigen onderzoeksplicht of enige andere tuchtrechtelijke norm bekend had moeten zijn met het arrest van 13 juni 2017. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – aangevoerd dat:

a) geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden in onderhavige procedure en dat dat in strijd is met artikel 6 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens);

b) het onduidelijk is welke marginale toetsing de gerechtsdeurwaarder heeft uitgevoerd;

c) de eisende partij geen vordering op klager heeft;

d) de gerechtsdeurwaarder uit hetgeen is betekend uit naam van [ ], onder vermelding van de naam en geboortedatum van de zoon van klager, eenvoudig kan opmaken dat de vordering ziet op verplichtingen van na de 18e levensjaar van de zoon (van klager);

e) het betekende vonnis van 2007 dateert. Het is aan de gerechtsdeurwaarder om na te gaan of de opdrachtgever (het LBIO) wel wettelijk bevoegd is om tot inning over te gaan. De voorzitter is kennelijk geheel ongemotiveerd voorbij gegaan aan de voorliggende klachten in samenhang met de wet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen

7.2 De kamer merkt nog op dat klager in zijn verzet nieuwe klachten en nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. De kamer oordeelt in verzet echter niet over nieuwe klachten en deze zullen om die reden onbesproken blijven.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter,

mrs. Ch. A. van Dijk en J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.