ECLI:NL:TGDKG:2019:190 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/651879 / DW RK 18/414

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:190
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 27-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/651879 / DW RK 18/414
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Kamer ziet af van het opleggen van een maatregel. De gerechtsdeurwaarder heeft in het betekeningsexploot de naam van de ex-partner van klager opgenomen, in plaats van de naam van de (inmiddels meerderjarige) dochter, ter zake van een alimentatievordering. De gerechtsdeurwaarder heeft onvoldoende acht geslagen op het gemotiveerde verweer van klager.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 november 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/651879 / DW RK 18/414 DB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ]

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 25 juli 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 oktober 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 november 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 19 juni 2001 is klager veroordeeld tot betaling van 800,00 gulden per maand aan kinderalimentatie.

-          Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2012 is met ingang van 1 januari 2013 de jaarlijkse indexatie van toepassing verklaard en beslist dat klager is gehouden om de omgerekende kinderalimentatie ad

€ 363,00 per maand aan zijn ex-partner over te maken.

-          Op 25 april 2018 betekent de gerechtsdeurwaarder de grosse van de beschikking van 8 augustus 2012 aan klager. Klager wordt gesommeerd de alimentatie voor januari 2016, alsmede voor de eerste 8 dagen van februari 2016 te voldoen.

-          Dezelfde dag stuurt klager de gerechtsdeurwaarder een brief waarop geen reactie volgt.

-          Op 8 juni 2018 ontvangt klager een proces-verbaal van derdenbeslag onder de [ ].

-                      Klager ontvangt op 23 juni 2018 een brief van de gerechtsdeurwaarder. Hierop reageert klager dat hij de vordering voor januari 2016 reeds heeft voldaan via het LBIO.

-          Op 17 juli 2018 ontvangt klager een brief van de gerechtsdeurwaarder

-          Op 24 juli 2018 stuurt klager de gerechtsdeurwaarder een brief waarin hij aangeeft dat het vorige schrijven geen antwoorden verschaft en er geen reactie is gegeven op de mogelijkheid om te verrekenen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)                  onzorgvuldig heeft gehandeld doordat deze niet aantoont dat er sprake van een tekort in betalingen en doordat zijn vragen niet adequaat zijn beantwoord;

b)                  onterecht beslag heeft gelegd;

c)                  eist schadevergoeding.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij een vergissing heeft begaan toen hij in het betekeningsexploot van 25 april 2018 de naam van de ex-partner van klager heeft opgenomen, in plaats van de naam van de (inmiddels meerderjarige) dochter. Een dergelijke vergissing getuigt van enige mate van slordigheid. Maar die slordigheid slaat snel over naar onzorgvuldigheid als (i) een gemotiveerd verweer daarop niet adequaat wordt opgepakt en (ii) de vergissing ook voortduurt bij het leggen van executoriaal derdenbeslag.

4.3 In reactie op een schrijven van 25 april 2018 van klager waarin klager melding maakt van twee soorten vorderingen, welke volgens hem reeds zijn voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder – blijkt nu achteraf – aan klager laten weten zijn verweer aan de opdrachtgever te hebben gestuurd. Een inhoudelijke reactie is echter uitgebleven en uit niets blijkt dat de gerechtsdeurwaarder hier verder (zelf) nog aandacht aan heeft besteed. Het is pas nadat klager zijn klacht heeft ingediend bij de kamer dat de gerechtsdeurwaarder zijn fout heeft erkend, welke fout overigens is uitgemond in het (onnodig) treffen van een executiemaatregel. De kamer is dan ook van oordeel dat de klacht terecht is voorgesteld.

4.4 Ondanks dat de gerechtsdeurwaarder op het gebied van zorgvuldigheid steken heeft laten vallen oordeelt de kamer dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is. Gelet op de omstandigheden dat de gerechtsdeurwaarder gelijk bij verweer zijn excuses heeft gemaakt (en ook ter zitting), heeft aangegeven gepaste maatregelen jegens de zaakbehandelaar te hebben genomen en zijn interne processen heeft aangescherpt én klager ter zitting heeft toegezegd de kosten die zijn bank in rekening gebracht voor het gelegde derdenbeslag (hetgeen klager ook niet eerder dan op de zitting gemeld heeft) te vergoeden, ziet de kamer geen termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.

4.5 De klachtonderdelen b. en c. lenen zich voor gezamenlijke bespreking nu deze de materiële bevoegdheid treffen van de tuchtrechter. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over vereffening van de onverschuldigde betalingen. Tevens is de kamer niet bevoegd een schadevergoeding toe te kennen. De verzoeken van klager met betrekking tot het vergoeden van de schade en de vereffening van de onverschuldigde betalingen zullen de kamer passeren, omdat voor dergelijke verzoeken in een tuchtprocedure geen plaats is. Hiervoor dient klager zich te wenden tot de civiele rechter.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en ziet af van het opleggen van een

maatregel.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.