ECLI:NL:TGDKG:2019:186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/669697 / DW RK 19/382
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2019:186 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-11-2019 |
Datum publicatie: | 27-01-2020 |
Zaaknummer(s): | C/13/669697 / DW RK 19/382 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft geen rekening gehouden met de bezwaren van klager tegen de afrekening voor de nakosten en is de beslaglegging op zijn pensioen onredelijk en onbillijk. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 19 november 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 juli 2019 met zaaknummer C/13/649502 / DW RK 18/323 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/669697 / DW RK 19/382 DB/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 juni 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 augustus 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 9 juli 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 juli 2019. Bij brief, ingekomen op 18 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2019 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 november 2019.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van 19 april 2017 is klager veroordeeld tot betaling van een geldsom, de proceskosten en nasalaris.
- Klager heeft een bedrag ad € 225 medio mei 2017 rechtstreeks aan de Vereniging van Eigenaren [ ] (de VvE) voldaan.
- Op 10 augustus 2017 is het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling van € 446,05. Het bedrag bestaat uit de proceskosten ad € 320,51, nasalaris ad € 30 en de betekeningskosten. Klager voldoet vervolgens alleen de proceskosten.
- Op 11 augustus 2017 maakt klager bezwaar bij de gerechtsdeurwaarder over de hoogte van de vordering. Hij meent daarnaast dat hij alleen gehouden is de proceskosten te voldoen.
- Bij brief 9 oktober 2017 informeert de gerechtsdeurwaarder dat de VvE de gehele vordering handhaaft.
- Bij brief van 8 november 2017 sommeert de gerechtsdeurwaarder klager het openstaande bedrag te voldoen. Tevens is een vorderingsspecificatie opgenomen.
- Op 8 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder onder het ABP beslag gelegd op het pensioen van klager. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 16 januari 2018 aan klager betekend.
- Bij brief van 25 januari 2018 meldt de gerechtsdeurwaarder aan klager dat de vordering is voldaan en teveel geïnde gelden worden teruggestort naar het ABP. Het dossier wordt gesloten.
- Op 29 januari 2018 dient klager een klacht in bij de gerechtsdeurwaarder.
- Bij brief van 2 februari 2018 reageert de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk op de klacht.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze niet bereid was rekening te houden met diens bezwaren tegen de afrekening voor de nakosten, waarvan hij tevens de hoogte betwist. Naar mening van klager is hierdoor de beslaglegging op zijn pensioen onredelijk en onbillijk. De gerechtsdeurwaarder wordt verder gebrekkige informatieverstrekking verweten en dat het gelegde derdenbeslag op het pensioen van klager niet in verhouding staat tot de omvang van het schuldbedrag.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. De gerechtsdeurwaarder staat niet meer vermeld in het gerechtsdeurwaardersregister. Dit staat niet in de weg voor de beoordeling of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Betreffende de klacht aangaande de afrekening van nakosten dan wel nasalaris geldt als leidraad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam d.d. 23 december 2010 (ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8910). Daaruit volgt dat de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken, uit hoofde van dat vonnis beslag kan leggen voor nakosten. Enkel wanneer bij de executie over de hoogte van de nakosten een geschil ontstaat, dienen de kosten door de rechter te worden begroot. Hieruit volgt dat in beginsel de executie kan worden aangevangen zonder dat de nakosten, bij voorbaat in het vonnis of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot. Daarnaast kan de gerechtsdeurwaarder zonder nadere toets executeren indien de schuldeiser aansluit bij de liquidatietarieven voor de rechtbank sector civiel, hof, Hoge Raad en sector kanton waarbij het nasalaris is beperkt tot 50% van het voor rechtbanken geldende tarief. Het destijds geldende liquidatietarief was € 60. Het door de gerechtsdeurwaarder gevorderde bedrag aan nasalaris ad € 30, welke nadrukkelijk is opgenomen in het vonnis, is derhalve niet onrechtmatig. Uit het vorengaande blijkt dat er geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.
4.3 Ten aanzien van de klacht aangaande het gelegde derdenbeslag overweegt de voorzitter als volgt. Klager is op 19 april 2017 bij vonnis veroordeeld en heeft nadien nagelaten de volledige vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder gelegde beslag is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.
4.4 In zoverre klager meent dat de daarbij gemaakte kosten niet in verhouding staan tot het verschuldigde bedrag overweegt de voorzitter het volgende. Uitgangspunt is dat niet wordt gekeken of de gemaakte kosten in verhouding staan tot het verschuldigde bedrag. Indien dat wel het geval zou zijn, zouden kleinere vorderingen in het geheel niet meer geïncasseerd kunnen worden. Executiekosten bestaan uit vaste bedragen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat kan in deze zaak niet uit de overgelegde producties worden opgemaakt.
4.5 Aangaande het verwijt dat er sprake zou zijn van gebrekkige informatieverstrekking door de gerechtsdeurwaarder overweegt de voorzitter het volgende. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk heeft gereageerd op berichten alsmede de ingediende interne klacht van klager en dat hij daarmee wel degelijk goed is geïnformeerd over de vordering die bij het gerechtsdeurwaarderskantoor in behandeling is. Daarnaast is niet gebleken dat bij de betekening van het exploot op 16 januari 2018 laakbaar is gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft in overeenstemming met artikel 475i Rv de stukken binnen 8 dagen na het beslag betekend.
4.6 Verder volgt uit de producties van klager dat de VvE meerdere vorderingen op klager heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft enkel bemoeienis met de vordering voortvloeiende uit het vonnis van 19 april 2017. Dit blijkt onder andere uit de brieven van 1 juni 2017, 27 juli 2017, 28 juli 2017, 31 juli 2017 en 5 augustus 2017 waarin klager door de VvE is aangeschreven de totale som van de vorderingen te voldoen. Anders dan klager meent, is de gerechtsdeurwaarder niet betrokken bij de vorderingen van de VvE voor de buitengerechtelijk gemaakte incassokosten en de daarmee samenhangende verrekening wegens de vroegtijdige vervanging van de Cv-installatie.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder:
a) verzuimd heeft, in de onafhankelijke uitoefening van zijn ambt, te beoordelen of de nakosten de grenzen van het redelijke niet overschreed;
b) heeft aangegeven, aan de kamer, dat er sprake zou zijn van betalingsonwil met betrekking tot de andere vorderingen van de VvE, terwijl de gerechtsdeurwaarder niet betrokken was bij de andere vorderingen van de VvE.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 De kamer merkt nog wel op dat, indien de situatie zich zou hebben voorgedaan dat klager ten tijde van de executie een grotere vordering op de schuldeiser zou hebben dan de schuldeiser zou hebben gehad op klager, de gerechtsdeurwaarder zich niet geroepen hoefde te voelen om (eigenhandig) een verrekening te bewerkstelligen. Anders dan klager stelt toont de gerechtsdeurwaarder hiermee juist zijn onafhankelijkheid. De gerechtsdeurwaarder wijkt immers niet af van zijn ambtelijke (ministerie)plicht en geeft dientengevolge gevolg aan de executie van een aan hem ter hand gestelde executoriale titel.
7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.