ECLI:NL:TGDKG:2019:185 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/669541 / DW RK 19/376

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:185
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 27-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/669541 / DW RK 19/376
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat een vordering van € 88,29 inmiddels verhoogd is naar een bedrag van € 586,40. Tevens is de gerechtsdeurwaarder al overgegaan tot het leggen van beslag op het inkomen van klager. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 november 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 juli 2019 met zaaknummer C/13/649200 DW RK 18/307 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/669541 / DW RK 19/376 DB/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 juni 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 juni 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 2 juli 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 2 juli 2019. Bij brief, ingekomen op 16 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

19 november 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Klager is bij vonnis van 24 juli 2017 van de kantonrechter te Amsterdam veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

- De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 1 augustus 2017 verzocht het verschuldigde bedrag binnen zeven dagen te voldoen.

- Bij exploot van 30 augustus 2017 is het vonnis van 24 juli 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 27 september 2017 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen.

- Op 10 oktober 2017 is executoriaal derdenbeslag op de uitkering van klager gelegd.

- Op 23 oktober 2017 heeft klager opnieuw telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen.

- De gerechtsdeurwaarder heeft het gelegde beslag in mei 2018 opgeheven, nadat klager het verschuldigde bedrag heeft voldaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij niet het verzoek van de gerechtsdeurwaarder van 30 augustus 2017 om betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente heeft ontvangen. De vordering is inmiddels verhoogd van € 88,29 naar een bedrag van € 586,40. Tevens is de gerechtsdeurwaarder al overgegaan tot het leggen van beslag op het inkomen van klager.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde productie kan worden afgeleid dat het vonnis van 24 juli 2017 bij exploot van 30 augustus 2017 aan klager is betekend op de in artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze, door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager. Hierbij is tevens een bevel tot betaling van het verschuldigde bedrag gedaan. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het vonnis aan klager is betekend, tenzij klager tegenbewijs levert. Dat heeft hij niet gedaan.

4.4 Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zich niet houdt aan de uitspraak van de rechter, omdat de gerechtsdeurwaarder klager een opgave van de vordering heeft gestuurd die niet strookte met de op dat moment geldende realiteit. Klager heeft voor de uitspraak van de rechter alles al betaald. Klager heeft het betekeningsexploot van 30 augustus 2017 nooit ontvangen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.