ECLI:NL:TGDKG:2019:183 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/670107 DW/RK 19/400
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2019:183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-12-2019 |
Datum publicatie: | 09-01-2020 |
Zaaknummer(s): | C/13/670107 DW/RK 19/400 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. In verzet kunnen geen nieuwe klachten worden toegevoegd. Voorzitter heeft juiste maatstaf gehanteerd. Klager heeft reeds meerdere keren geklaagd over hetzelfde feitencomplex. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 december 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 juli 2019 met zaaknummer C/13/653433 / DW RK 18/472 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/670107 / DW RK 19/400 ED /RH ingesteld door:
1. [..],
2. [..],
wonende te [..],
klagers,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: [..].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 28 augustus 2018, hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 oktober 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 juli 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 26 juli 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 november 2019 alwaar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 13 december 2019.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) Bij arrest van 22 mei 2018 heeft het gerechtshof Den Haag een beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2016 bekrachtigd en onder meer klager sub 1 in de kosten veroordeeld.
b) Het arrest van 22 mei 2018 is door de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 16 augustus 2018 aan klager sub 1 (en [..]) betekend. In het exploot dat aan klager sub 1 is betekend staat onder “BETEKEND” de volgende zinsnede vermeld: “De grosse van een arrest d.d. 22 mei 2018, gewezen door het Gerechtshof ‘s- Hertogenbosch in de zaak van requiranten als geïntimeerden en gerequireerden als appelanten.”
c) Het arrest van 22 mei 2018 is door de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 22 augustus 2018 nogmaals aan klager sub 1 (en[..]) betekend “Onder intrekking en buiten effectstelling van het exploot van 16 augustus 2018.”
3. De oorspronkelijke klacht
3.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze een op 16 augustus 2018 een valselijk opgemaakt exploot heeft uitgebracht met daarin opgenomen een bevel tot betaling van een geldsom, op grond van een niet bestaande grosse van een niet bestaand arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 22 mei 2018.
3.2 Het exploot getuigt niet alleen van klachtwaardig handelen door het niet in achtnemen van de vereiste zorgvuldigheid, maar ook van valsheid in geschrift in een authentieke akte. Het intrekken en buiten effect stellen van een dergelijk vervalst exploot middels een herstelexploot valt geheel buiten de orde van de mogelijkheden die een herstel exploot biedt. Klagers verwijzen voor de onderbouwing van hun standpunt naar de door hen overgelegde bijlagen waarin volgens klager alle relevante informatie is verstrekt, om tot een juiste beoordeling van de klacht te komen.
3.3 Klagers verzoeken de kamer vast te stellen of valselijk opgemaakte exploten middels een herstel exploot kunnen worden hersteld.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2 De voorzitter overweegt dat het hier gaat om een vergissing of fout die niet zonder meer meebrengt dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk laakbaar is. Voor tuchtrechtelijke laakbaarheid zijn bijkomende omstandigheden vereist, zoals wanneer een fout een structureel karakter heeft of wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. De voorzitter heeft geen aanwijzingen om aan te nemen dat een dergelijke fout vaker is gemaakt. Het gaat dan ook om een enkele vergissing of fout. Evenmin is gebleken van het bestaan van overige bijkomende omstandigheden als hiervoor bedoeld. Het handelen van de gerechtsdeurwaarder is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het feit dat de fout is gemaakt in het kader van hetgeen te beschouwen is als een kerntaak van een gerechtsdeurwaarder, doet niet af aan het incidentele karakter daarvan. Voor een verdergaand oordeel van de tuchtrechter is geen plaats. Voor zover klagers zich verzetten tegen het uitbrengen van het herstelexploot had dat moeten worden voorgelegd aan de civiele rechter.
4.3 De voorzitter overweegt verder dat de taakverdeling tussen de strafrechter en de tuchtrechter meebrengt dat de vraag of de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten - welk verwijt klagers de gerechtsdeurwaarder maken - evenmin ter beoordeling staat van de tuchtrechter. De voorzitter gaat dan ook voorbij aan het strafrechtelijke verwijt dat de gerechtsdeurwaarder zich volgens klagers schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. Aan het verzoek van klagers om vast te stellen of valselijk opgemaakte exploten middels een herstel exploot kunnen worden hersteld wordt om voormelde reden voorbijgegaan. De vraag of er sprake is van een valselijk opgemaakt exploot moet immers worden beantwoord door de strafrechter.
4.4 Op de in de door klagers aan de gerechtsdeurwaarder gerichte brief van 25 augustus 2018 vermelde processuele nietigheden vanwege schendingen van openbare vormvoorschriften bedreigd met de sanctie van nietigheid, is het gerechtshof zo blijkt uit het arrest van 22 mei 2018 al ingegaan. Ook hier is geen plaats voor het oordeel van de tuchtrechter.
4.5 Hetgeen door klagers voor het overige onder “tenslotte” is aangevoerd noopt niet tot een beoordeling omdat zij zich daar beroepen op een uitspraak van de kamer voor gerechtsdeurwaarders van 20 november 2012 welke uitspraak bij beslissing van 17 december 2013 door het gerechtshof Amsterdam is vernietigd. Een beroep op de uitspraak van 20 november 2012 is dus zinloos.
4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. De gronden van het verzet
In verzet hebben klagers het volgende aangevoerd.
De gronden van het verzet zijn niet alleen gelegen in de verwisseling en rectificatie van de exploten, maar tevens in onderstaande processuele elementen, van toepassing op het openbare ambt van een gerechtsdeurwaarder. Er is sprake van de volgende klachtwaardige elementen.
Het niet betrachten van de vereiste zorgvuldigheid, die van een
gerechtsdeurwaarder in gevolge zijn ambtseed, verwacht mag worden;
Het schofferen en schenden van vigerende wettelijke bepalingen door de gerechtsdeurwaarder;
Het ontkennen van de feiten die vastgesteld zijn door de kamer voor
gerechtsdeurwaarders op 20 november 2012, die beweerdelijk vernietigd zouden
zijn in hoger beroep (quod non);
Het ontkennen van processuele nietigheid in zake schendingen van
vormvoorschriften van openbare orde;
Het ontkennen van absolute nietigheid dan wel non-existentie van de gewraakte
schendingen bijvoorbeeld artikel 430 lid 3 en artikel 439 lid 3 Rv, juncto art. 2:186 BW, waardoor het verwijzen naar cassatie een misslag is.
Toelichting
1. Gerechtsdeurwaarder [..] te [..] wordt geschoffeerd door het ontkennen /negeren van het uitgereikte proces-verbaal van constatering. Immers op 29 augustus 2018 heeft gerechtsdeurwaarder [..] een proces-verbaal van constatering afgegeven, waarin onverhuld en onbetwist is vastgesteld dat op 3 februari 2012 geen betekening van het kort geding vonnis van 31 januari 2012 door het illegale corrupte gerechtsdeurwaarderskantoor [..] vestiging [..] heeft plaatsgevonden ex art. 430 lid 3 Rv. Dit brengt reeds existentiële nietigheid met zich mee van alle daaraan verbonden rechtsgevolgen en kan niet verjaren.
Volledig ten onrechte wordt zonder enig overgelegd bewijs de pertinente leugen volgehouden dat betekening van het kort geding vonnis van 31 januari 2012 heeft plaats gevonden.
2. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [..] heeft op 26 augustus 2013 alle
lusten en lasten van het illegale gerechtsdeurwaarderskantoor [..]vestiging
[..] overgenomen. [..] heeft nimmer bestaan als een
erkend gecertifieerd en bij de Kamer van Koophandel ingeschreven
gerechtsdeurwaarderskantoor.
3. Beklaagde [..] is hiermee volledig bekend althans had hiermee bekend kunnen
zijn. Dientengevolge is beklaagde mede verantwoordelijk en medeplichtig voor alle
daarop volgende gedragingen en handelwijze, al of niet in opdracht van
opdrachtgevers. Verwezen wordt ook naar art. 57 lid 3 Gerechtsdeurwaarderwet.
4. Bij het corrupte illegale nimmer bestaand hebbende gerechtsdeurwaarderskantoor
[..] kan nimmer de verplichte domicilie gekozen zijn.
Onbetwistbaar is vastgesteld en aangetoond dat nooit is voldaan aan art. 439 lid 3 Rv
op straffe van nietigheid van het exploot.
5. Het directe gevolg van 439 lid 3 Rv is dat gerechtsdeurwaarderskantoren
rechtspersoonlijkheid dienen te bezitten, waarvan zij melding moeten maken op al
hun uitgereikte akten en ambtelijke stukken ingevolge art. 2:186 BW.
6. Klagers beroepen zich op deze wettelijke verplichting in zake dwingend recht
dat de nietigheid / non-existentie van alle door [..] uitgereikte
exploten ten gevolge heeft. Door de overname van het dossier van [..] door [..] en het voortdurend verwijzen en beroep doen op de
exploten van [..], lijden dientengevolge alle uitgereikte
exploten van [..] aan nietigheid en is beklaagde [..] medeplichtig
geworden aan dit bedrog en deze oplichting
7. Nota bene op de meer dan 50 uitgereikte exploten van [..] ontbreekt de wettelijke verplichte vermelding van rechtspersoonlijkheid van Naam en Zetel op de exploten ingevolge art. 2:186 BW, zoals [..], beleidsadviseur van de Kamer van
Koophandel, Criminaliteitspreventie in zijn email van 7 april 2014 heeft bericht.
8. Een uitgebreide toelichting op het ontbreken van de wettelijke verplichte vermelding
van de rechtspersoonlijkheid op de exploten, is gegeven in bijgevoegd artikel van
[..] : “de nietigheid van gerechtsdeurwaardersexploten”
deel uitmakend van dit verzetschrift.
9. Het negeren van dit voorschrift is een schoffering en schending van zijn ambtseed in
zake de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften op straffe van nietigheid van
de exploten.
10. Volledig ten onrechte beroept beklaagde zich op de uitspraak van het Gerechtshof
Amsterdam, bij de Notaris — en Gerechtsdeurwaarderskamer, van 17 december
2013. Het hof is volledig voorbijgegaan aan de corrupte status van het illegale
gerechtsdeurwaarderskantoor [..], waarin fundamentele rechtsbeginselen bij het uitreiken van de exploten zijn geschonden en in r.o. 3. vii
wordt gesteld dat het kort geding vonnis van 31januari 2012 op 3 en 10 februari
2012 is betekend (quod non).
11. De beslissing van 17 december 2013 blijkt bij nader onderzoek valselijk te zijn
opgemaakt, daar het niet is ondertekend door de voorzitter [..] en de
griffier van de desbetreffende terechtzitting. Op grond van vaste jurisprudentie lijdt
de beschikking van 17 december 2013 dan ook aan nietigheid.
12. Van verjaring kan geen sprake zijn, daar voormelde wettelijke vereisten van
rechtswege behoren tot het dwingend recht, niet kunnen verjaren noch belangen
van partijen kennen.
13. De volgende passage adstrueert het gestelde: Het is het uitdrukkelijk verbod der
wet, dat rechtsgevolgen intreden van processuele verrichtingen, welke niet voldoen
aan daaraan gestelde wettelijke voorschriften, voor zover deze van de
nietigheidssanctie zijn voorzien, en voor zover het toepassen van deze sanctie niet ter
vrije keuze staat van de procespartij, hetgeen, naar wij zagen het geval is overal waar
nietigheid is bedreigd, onafhankelijk van het initiatief of het optreden van de
procespartij.
Het moge duidelijk zijn dat hier geen discussie over kan ontstaan. Alle uitgereikte exploten van [..], alsmede die van [..], lijden aan nietigheid en dienen als non-existent te worden beschouwd.
Conclusie:
De schendingen /schofferingen in strijd met de ambtseed van beklaagde betreffen:
- het gebrek aan de vereiste zorgvuldigheid in zake zijn ambtseed ex art. 9 van de gerechtsdeurwaarderswet;
- het gestelde in de beslissing van 20 november 2012 van de Kamer voor
gerechtsdeurwaarders r.o. 8.4 zijn vaststaande feiten.
- - in hoger beroep kunnen de vaststaande feiten niet vernietigd worden, daar dit leidt
tot principiële betwijfeling, te vergelijken met het ontkennen van het bestaan van
zwaartekracht;
- het ecarteren van de wettelijke bepalingen van het verplicht vermelden van Naam en Zetel in zake de rechtspersoonlijkheid op alle uitgereikte exploten;
- het glashard ontkennen van het gebrek ingevolge art. 430 lid 3 Rv;
- het negeren van de verplichte domiciliekeuze ex art. 439 lid 3 Rv;
- het ontkennen van het procesrecht dat geen geldend recht zou zijn;
- het negeren van het ‘proces-verbaal van constatering’ van deurwaarder [..];
- het onterecht stellen dat bij het procesrecht sprake is van belangen van partijen;
- het stellen dat het uiteiken van een herstelexploot te dezer zake afdoende zou zijn.
De vraag dient zich aan: hoe lang de kamer voor gerechtsdeurwaarders deze
gesanctioneerde en door God vervloekte leugens sinds 3 februari 2012 wil volhouden?
De vraag rijst ook in hoeverre de Kamer en de plv. voorzitter mw. mr. [..], tevens adjunct secretaris van de Raad van Tucht verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor deze schandalige fundamentele schendingen van wettelijke bepalingen, voorschriften en onregelmatigheden, die allen geleid hebben tot deze betwiste teleologische uitkomst die getuigt van volledige vooringenomenheid. Immers: “Tuchtrechtelijke waarheidsplichten zijn een wassen neus, steeds officiëlere gesanctioneerd door criminalisering van tuchtrechtspleging”. Op grond van schendingen van elementaire wettelijke bepalingen en voorschriften, van toepassing op het ambt van gerechtsdeurwaarder dienen alle voorafgaande beslissingen als ongegrond dan wel als niet ontvankelijk, dan wel als nietig te worden beschouwd!
Gerechtsdeurwaarder [..] heeft toerekenbaar verwijtbaar en klachtwaardig
gehandeld.
VERZOEK
Uw college wordt verzocht de uitspraak van de plv. voorzitter mw. mr. [..] te
vernietigen de klacht in volle omvang opnieuw te beoordelen.
Te bepalen in hoeverre beklaagde als openbaar ambtenaar zijn ambtseed heeft geschonden;
Te bepalen of gerechtsdeurwaarder [..] gehandeld heeft zoals een goed
gerechtsdeurwaarder betaamt.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6.2 Voor zover klagers nieuwe klachten in verzet hebben aangevoerd kunnen zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.
6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.F.A. Driesenaar, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.