ECLI:NL:TGDKG:2019:17 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646063 / DW RK 18/184

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:17
Datum uitspraak: 15-03-2019
Datum publicatie: 26-03-2019
Zaaknummer(s): C/13/646063 / DW RK 18/184
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager betwist dat hij gehuwd is. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 maart 2018 met zaaknummer C/13/628186 DW RK 17/470 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/646063 / DW RK 18/184 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 2 mei 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 9 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 27 maart 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 9 april 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 februari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 maart 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met drie vorderingen van woningcorporatie Patrimonium ten laste van klager.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder brieven naar derden stuurt en daarmee zijn privacy schaadt.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder verschillende regelingen met klager heeft getroffen en afspraken heeft gemaakt, maar dat klager deze niet is nagekomen. De gerechtsdeurwaarder kon klager niet bereiken voor verdere betaling of overleg en was voornemens om middels een gerechtelijke ontruiming een vonnis ten laste van klager ten uitvoer te leggen. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder de Basisregistratie persoonsgegevens geraadpleegd, waaruit bleek dat klager is gehuwd. Omdat bij huur van woonruimte de huwelijkse partner van rechtswege medehuurder is heeft de gerechtsdeurwaarder de echtgenote van klager benaderd. De stelling van de (volgens het register geregistreerde) echtgenote van klager dat zij van klager is gescheiden en de stelling van klager dat hij nooit met haar is gehuwd blijkt niet uit het register. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de volgens de in het BRP geregistreerde echtgenote van klager te benaderen. De gerechtsdeurwaarder ontkent uitdrukkelijk dat hij aan meerdere personen brieven heeft verzonden met persoonsgegevens van klager. Dit is door klager ook niet nader onderbouwd.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hij teveel heeft betaald en dat de gerechtsdeurwaarder geen betalingsoverzicht heeft gegeven. Het verschuldigde bedrag blijft ongewijzigd ondanks verrichte betalingen.

5.2 Klager heeft verder aangevoerd dat geen sprake is van een huwelijk. Klager woont al sinds 2007 in [ ]. In het register van de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp voorheen GBA) is duidelijk te traceren waar klager woont. Er wordt dan ook ten onrechte persoonlijke post naar het adres in [ ] gestuurd.

5.3 Klager heeft voorts aangevoerd dat het hem door toedoen van de gerechtsdeurwaarder nog steeds niet gelukt is om een geschikte woning te vinden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 5.1 en 5.3.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

15 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.