ECLI:NL:TGDKG:2019:167 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/652795 DW RK 18/447 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:167
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 06-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/652795 DW RK 18/447 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager is het onder meer niet eens met de wijze waarop de gerechtsdeurwaarders de opdracht hebben uitgevoerd. Klager heeft echter niet concreet kunnen maken dat daarvan sprake is geweest. Ten aanzien van de ontvangen declaratie is het onredelijk van klager om te bedenken dat de werkzaamheden kosteloos zouden worden uitgevoerd door de gerechtsdeurwaarders.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 november 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/652795 DW RK 18/447 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [  ],

2. [   ],

en

3. [   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: mr.[   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 16 augustus 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 oktober 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 september 2019 alwaar klager sub 1 en zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 november 2019. Daarna is de uitspraakdatum schriftelijk bepaald op 19 november 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        de gerechtsdeurwaarders zijn belast met de betekening en executie van een ten gunste van klager gewezen arrest van 6 september 2016 van het Gerechtshof te Den Bosch;

-        bij exploot van 21 november 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 het arrest van 6 september 2016 aan de debiteur betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

-        op 20 februari 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de [   ] ten laste van de debiteur. Op 22 februari 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 het proces-verbaal van het gelegde beslag aan de debiteur betekend;

-        op 3 maart 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders de envelop met het exploot van 22 februari 2017 retour ontvangen met de vermelding van een ander adres van de debiteur;

-        bij exploot van 24 maart 2017 is getracht het gelegde derdenbeslag aan klager te betekenen op het op de envelop opgeven adres, maar omdat er niemand werd aangetroffen en het naambordje van de flat niet overeenkwam met de naam van de debiteur, zijn de stukken niet achtergelaten;

-        bij exploot van 18 april 2017 is het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie te [   ];

-        op 23 mei 2017 heeft de debiteur om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht. Na herberekening van de beslagvrije voet hebben de gerechtsdeurwaarders de ten onrechte ontvangen gelden ad € 1.110,41 teruggestort;

-        bij brief van 27 oktober 2017 is klager verzocht de openstaande kosten te voldoen. Bij brieven van 6 december 2017, 24 januari 2018 en 8 augustus 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders een betalingsherinnering gestuurd.

2. Klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)      de gerechtsdeurwaarders meermalen exploten op het adres [  ] te [   ] hebben betekend, terwijl zij ermee bekend moesten zijn dat de debiteur daar niet meer woonachtig was;

b)      de gerechtsdeurwaarders ten onrechte beslag op het inkomen en vakantiegeld van de debiteur hebben gelegd;

c)      de gerechtsdeurwaarders beslag hebben gelegd voor een bedrag van € 5.479,95, terwijl de vordering meer dan € 15.000,-- is;

d)     de gerechtsdeurwaarders buiten klager om de ontvangen gelden aan de debiteur hebben terugbetaald, zonder daarbij rekening te houden met de cessie en de door debiteur te betalen kosten;

e)      de gerechtsdeurwaarders geen inzage geven in de correspondentie tussen hen en de advocaat van de debiteur;

f)       de gerechtsdeurwaarders ten onrechte betekening- en beslagkosten bij hem in rekening brengen ad € 605,17;

g)      de gerechtsdeurwaarders op 8 december 2017 hebben toegezegd een aangepaste nota voor het exploot van 24 maart 2017 te zullen zenden, maar dat dit nooit is gebeurd.

3. Verweer

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Nu niet duidelijk is welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het handelen dat door klager ter discussie wordt gesteld, worden de in de aanhef van deze beschikking vermelde aan het kantoor waartegen de klacht zich richt verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde uittreksels van de GBA blijkt dat de debiteur op 31 oktober 2016, 23 november 2016 en 10 februari 2017 op het adres [   ] te [   ] stond ingeschreven. Uit het uittreksel van de GBA van 17 maart 2017 blijkt dat het adres van de debiteur in onderzoek was. Gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de exploten van 21 november 2016 en 22 februari 2017 op het adres [   ]  te [   ] te betekenen. De klacht stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen b. en c. stellen de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift dat zij klager bij brief van 10 februari 2017 hebben bericht dat er een bedrag van € 64,-- per maand onder het derdenbeslag onder de Sociale Verzekeringsbank zou vallen plus het vakantiegeld en dat zij zonder tegenbericht beslag zouden gaan leggen. Hierop heeft klager pas op 12 april 2017 telefonisch gereageerd en nagevraagd of er reeds beslag was gelegd. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet akkoord is gegaan met de beslaglegging. De gerechtsdeurwaarders hebben terecht beslag gelegd voor een openstaande vordering ad € 5.469,70, conform het arrest van 6 september 2016. Niet aangetoond is dat er een titel voor een vordering van meer dan € 15.000,-- zou zijn. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken op deze klachtonderdelen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarders wettelijk verplicht zijn rekening te houden met de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de teveel ontvangen gelden na herberekening van de beslagvrije voet terug te storten. De gerechtsdeurwaarders hebben in het verweerschrift gesteld dat het huurcontract van de debiteur dateert van na de datum beslaglegging en dat zij hier dan ook geen rekening mee konden houden. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e. blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde producties dat zij bij e-mail van 8 december 2017 de correspondentie tussen de advocaat van de debiteur en de gerechtsdeurwaarders aan klager hebben toegezonden. De klacht stuit hierop af.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f. stellen de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift dat de werkzaamheden zijn verricht in opdracht van klager en dat het alleszins redelijk is dat klager deze kosten ook gedeclareerd kreeg. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders desgevraagd (aanvullend) verklaard dat klager de algemene voorwaarden toegezonden heeft gekregen. Klager kan om die reden niet verast zijn dat hij de kosten gedeclareerd heeft gekregen. Bovendien mag van klager, in zijn betrekking van advocaat, verwacht worden dat hij begrijpt dat de gerechtsdeurwaarder niet kosteloos de opdracht zou uitvoeren. Tenzij partijen daarover iets anders hebben afgesproken – wat overigens niet is aangetoond door klager – kan het in rekening brengen van de betreffende (gemaakte) kosten niet leiden tot het oordeel van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel g. is gebleken uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde e-mail van 8 december 2017 dat zij klager hebben aangeboden intern overleg te voeren, teneinde klager een aangepaste nota aan te bieden voor het exploot van 24 maart 2017. Bij e-mail van 20 december 2017 – welke een reactie was op een brief van 6 december 2017 van de gerechtsdeurwaarder – heeft klager aangegeven in afwachting te zijn op een antwoord van mr. [   ], alvorens tot betaling van de nota van € 605,17 over te gaan. De gerechtsdeurwaarders hebben ter zitting herhaald verklaard bereidwillig te zijn geweest de hoogte van de nota intern bespreekbaar te maken, maar dat klager eigenlijk niet heeft gereageerd op hun opmerking daaromtrent. De kamer overweegt daartoe dat de gerechtsdeurwaarders onverplicht een handreiking ten aanzien van de kosten hebben gedaan, nu de werkzaamheden waar de kosten betrekking op hadden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en nergens worden betwist door klager. Als klager hier verder niet op reageert (én in zijn correspondentie nadien ook niet), maar pas in zijn klaagschrift hiermee naar voren treedt, is het feitelijk een gemiste kans die aan klager zelf te wijten is. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt dan ook niet gebleken.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. D. Bode en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.