ECLI:NL:TGDKG:2019:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/657892 / DW RK 18/606

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:14
Datum uitspraak: 15-03-2019
Datum publicatie: 26-03-2019
Zaaknummer(s): C/13/657892 / DW RK 18/606
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich over de aankondiging en verkoop van zijn roerende zaken. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 november 2018 met zaaknummer C/13/640740 / DW RK 17/1235 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/657892 / DW RK 18/606 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

zonder vaste woon-/verblijfplaats,

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 20 december 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

19 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail van 20 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn verweerschrift aangevuld.

Bij beslissing van 13 november 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 27 november 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 februari 2019 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 maart 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten                                                                                                                     

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 14 december 2017 heeft de voorzieningenrechter te Groningen geoordeeld dat de verkoping van de op 26 oktober 2016 in beslag genomen roerende zaken door mocht gaan en het aannemelijk geacht dat klager zijn woonplaats op het adres [ ] te [ ] heeft.

-           Op 15 december 2017 heeft de verkoop van de roerende zaken plaatsgevonden.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder de advertentie terzake een ten laste van hem georganiseerde executieveiling van 15 december 2017 minder dan 24 uur voorafgaand aan de verkoop heeft geplaatst, met als gevolg dat de kansen op een voor klager maximale opbrengst bewust zijn geminimaliseerd;

b: de gerechtsdeurwaarder geen uitvoering heeft gegeven aan de vereiste openbare aankondiging op grond van artikel 464, lid 1, Rv;

c: de enkele aangetrokken opkopers zijn buitengesloten, althans niet in de gelegenheid zijn gesteld een wellicht prijsopdrijvend bod te plaatsen;

d: de opbrengst van de openbare verkoop tot stand is gekomen in onderhandelingen met de bewaarder, tevens de feitelijke eigenaar, en dan ook niet valt uit te sluiten dat de gerechtsdeurwaarder middels duistere afspraken deelt in de opbrengsten.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de dag voor de openbare verkoop een aankondiging van de executieverkoop in het Dagblad van het Noorden geplaatst, wat een ochtendkrant is. De klacht stuit hierop af.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat, omdat de gemeente Groningen niet faciliteert in het aanslaan der biljetten, de gerechtsdeurwaarder er voor heeft gekozen om enkel aan te slaan op de plaats waar de verkoping plaatsvond. Op grond van artikel 464 lid 2 Rv dienen de biljetten in elk geval te worden aangeslagen op de plaats waar de zaken zich bevinden en aan die waar de verkoop zal plaatsvinden. Nu de roerende zaken zich op het adres bevonden waar tevens de verkoop zou plaatsvinden, is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c blijkt uit het proces-verbaal van 15 december 2017 dat zowel de eigenaresse van de woning als de Hoofdofficier van Justitie de aanwezige opkopers geen toegang wilden verlenen tot de woning. De enige twee opkopers die aanwezig waren hebben ter plekke afgezien van het doen van een bod, gelet op het bod van de eigenaresse van de woning en de houding van de Hoofdofficier van Justitie. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder opkopers niet in de gelegenheid heeft gesteld een prijsopdrijvend bod te plaatsen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager ten aanzien van rechtsoverweging 4.3 aangevoerd dat de genoemde biljetten nooit zijn aangeslagen, dan wel dat deze zodanig zijn aangeslagen dat ze door de eigenaar van de betreffende woning onmiddellijk weer zijn verwijderd.

5.2 Ten aanzien van rechtsoverweging 4.4 heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder het openbare karakter van de veiling dient te garanderen en dit niet op kritieke momenten dient over te laten aan de eigenaar van de woning, die gedwongen wordt een “veilinghal” te faciliteren en daarmee mogelijke bieders/kopers en/of de hulpofficier van Justitie de toegang kan weigeren.

5.3 Ten aanzien van rechtsoverweging 4.5 heeft klager aangevoerd dat de onderhandse verkoop wel degelijk blijkt uit het proces-verbaal van 15 december 2017, uit de eerder bijgesloten verklaring en ook uit de in 5.2 genoemde uitsluiting van andere bieders/kopers.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Dat de aangeslagen biljetten kennelijk door de eigenaar van de betreffende woning zijn verwijderd kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

15 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.