ECLI:NL:TGDKG:2019:134 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646533 DW RK 18/202

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:134
Datum uitspraak: 16-08-2019
Datum publicatie: 27-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/646533 DW RK 18/202
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: waarschuwing. De gerechtsdeurwaarder heeft niet adequaat gereageerd op de brieven van klager.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/646533 DW RK 18/202 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

destijds kandidaat gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ]

destijds gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 april 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 en het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 mei 2018, heeft klager zijn klacht aangevuld. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 juli 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 augustus 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      de gerechtsdeurwaarders zijn belast (geweest) met vier zorgkostennota’s van [   ] op klager;

-      bij brief van 31 januari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager gesommeerd twee van de vier zorgkostennota’s binnen vijftien dagen te voldoen teneinde buitengerechtelijke incassokosten te voorkomen. De twee nota’s zijn in behandeling genomen onder dossiernummer [    ];

-      bij brief van 4 maart 2017 heeft klager aangegeven dat hij niet in staat is om het verschuldigde bedrag in één keer te voldoen, dat zijn maandelijkse inkomsten beneden de beslagvrije voet liggen en tevens dat hij dat weekend een betaling van € 125,- zal overmaken en de volgende maand ook en dat hij het restant in mei 2017 zal voldoen;

-      bij exploot van 6 maart 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Zwolle op

28 maart 2017;

-      bij (verstek)vonnis van 31 maart 2017 van de kantonrechter te Zwolle is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag;

-      bij exploot van 3 juli 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis van 31 maart 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

-      bij brief van 10 juli 2017 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het vonnis en de betekening ervan;

-      bij e-mail van 31 juli 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager verzocht de openstaande vordering te voldoen;

-      bij brief van 13 november 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd op de brief van klager van 4 maart 2017;

-      bij brief van 22 november 2017 heeft klager een betalingsvoorstel gedaan.

-      bij brieven van 21 februari 2018 en 5 april 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders klager gesommeerd de vordering te voldoen;

-      bij e-mail van 15 mei 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders de bereikte overeenstemming met klager, dat hij niets meer hoeft te betalen inzake dossiernummer [   ] indien hij de onderhavige klacht intrekt, aan hem bevestigd. Verder wordt klager in de gelegenheid gesteld om de vordering inzake dossiernummer [   ] binnen veertien dagen te onderzoeken en eventueel vragen hierover te stellen. Hierop heeft klager bij e-mail van 16 mei 2018 gereageerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)    de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op zijn brief van 4 maart 2017;

b)    hij zonder aankondiging op 8 juli 2017 het vonnis van 28 maart 2017 heeft ontvangen;

c)    hij geen reactie op zijn brief van 10 juli 2017 heeft ontvangen;

d)    de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op zijn brief van 22 november 2017;

e)    er een nieuw dossier is ontstaan waar hij niets van weet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt hij als beklaagde aangemerkt. De klacht is tevens gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van een van beide, dan wel beide gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 De kamer stelt vast dat uit de dossierstukken niet blijkt dat de bemoeienis van gerechtsdeurwaarder sub 1 ([   ]) verder is gegaan dan dat hij twee exploten heeft betekend. Gesteld noch gebleken is dat [   ] heeft geweten dat er met het uitbrengen van die exploten iets mis zou zijn. Nu verder niet blijkt van enige betrokkenheid van [   ] – en in het verweerschrift wordt aangevoerd dat alleen gerechtsdeurwaarder sub 2 verantwoordelijk is voor dit dossier – zal de klacht tegen [   ] ongegrond worden verklaard. Het hierna volgende ziet alleen nog op de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2.  

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De gerechtsdeurwaarder heeft niet betwist dat niet op de brief van klager van 4 maart 2017 is gereageerd. Dat de gerechtsdeurwaarder de brief van klager pas heeft ontvangen nadat de dagvaarding was verzonden, maakt niet dat hij niet meer op de brief van klager hoefde te reageren. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat de dagvaarding volgens het exploot op 6 maart 2017 aan klager is betekend op de in

artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de dagvaarding op 6 maart 2017 aan klager is betekend, tenzij klager tegenbewijs levert. Dat heeft hij niet gedaan. Dat klager vervolgens geen verweer heeft gevoerd bij de kantonrechter komt voor zijn eigen rekening en risico. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder zich in het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat hij bij brief van 13 november 2017 indirect heeft gereageerd op de brieven van klager van 4 maart 2017 en 10 juli 2017. Niet gezegd kan worden dat daarmee binnen een redelijke termijn op de brieven van klager is gereageerd. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer dat in het verweerschrift niet wordt betwist dat niet is gereageerd op het betalingsvoorstel van klager van 22 november 2017. Dit blijkt evenmin uit de overgelegde producties. Dat klager zich niet heeft gehouden aan zijn eigen voorstel maakt voorgaande niet anders. Dit klachtonderdeel is tevens terecht voorgesteld.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer dat uit de specificatie van de gerechtsdeurwaarder van 11 maart 2015 blijkt dat de vordering ziet op vier nota’s van de zorgverzekeraar onder dossiernummer [   ]. De specificatie van 31 januari 2017 bestaat uit twee van de vier nota’s onder dossiernummer [   ]. Niet duidelijk is dat de overige twee nota’s zijn opgenomen onder een nieuw dossiernummer. De twee overige nota’s worden pas in de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 15 mei 2018 genoemd onder dossiernummer [   ]. Niet gebleken dan wel aangetoond is dat aan klager bekend is gemaakt dat de gehele vordering op 31 januari 2017 is gesplitst en besloten is om eerst de eerste twee nota’s in behandeling te houden. Anders dan klager stelt is er geen sprake van een nieuw dossier, dat neemt echter niet weg dat de gerechtsdeurwaarder klager over de splitsing (van zijn zaken) tijdig en volledig op de hoogte had moeten stellen.

4.9 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder een maatregel opleggen. De kamer overweegt daartoe dat uit het dossier vooral naar voren komt dat de informatievoorziening van de gerechtsdeurwaarder beter, helderder en adequater moet.

4.10 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.11 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.11 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:     

-      verklaart de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-      verklaart de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 op de onderdelen a, c en d. gegrond;

-      verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-      legt gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van waarschuwing op;

-      veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-;

-      veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,--, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-      bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.