ECLI:NL:TGDKG:2019:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/641031 / DW RK 17/1253

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:132
Datum uitspraak: 16-08-2019
Datum publicatie: 27-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/641031 / DW RK 17/1253
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Geen maatregel. De gerechtsdeurwaarder is slordig geweest met het terugbetalen van geinde bedragen (nadat het beslag was opgeheven), maar van opzet is geen sprake geweest.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/641031 / DW RK 17/1253 MdV/SM ingesteld door:

Mr. [   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 december 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij

verweerschrift, ingekomen op 25 januari 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 augustus 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Beslag onder de SVB (1) – Dossier [   ]

-           de gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een arrest van het Hof Amsterdam van 22 april 2014 ten laste van klager;

-           bij exploot van 12 juni 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (“SVB”) ten laste van klager;

-           op 22 november 2017 deelt de opdrachtgever mee dat de vordering door een nieuwe opdrachtgever wordt overgenomen;

-           op 5 december 2017 deelt de voormalige opdrachtgever mee dat het beslag is opgeheven;

-           op 11 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de SVB op de hoogte gesteld van de opheffing;

-           op 21 december 2017 betaalt de SVB € 564,49 aan de gerechtsdeurwaarder; dit bedrag is op 3 januari 2018 aan de SVB gerestitueerd met de mededeling dat het beslag is opgeheven en de betaling onverschuldigd is verricht;

Beslag onder de SVB (2) – Dossier [   ]

-           de gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een arrest van het Hof Amsterdam van 16 juni 2015 ten laste van klager;

-           bij exploot van 8 mei 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de SVB ten laste van klager;

-           op 15 januari 2018 deelt de opdrachtgever mee dat het beslag is opgeheven. Op dezelfde dag wordt de SVB van de opheffing op de hoogte gesteld door de gerechtsdeurwaarder;

Beslag onder Aegon (1) – Dossier [   ]

-           de gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een arrest van het Hof Amsterdam van 31 mei 2016 ten laste van klager;

-           bij exploot van 24 februari 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van klager onder Aegon Levensverzekering N.V. (“Aegon”);

-           op 14 december 2017 wordt de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gesteld door de opdrachtgever dat de vordering is voldaan. De gerechtsdeurwaarder stelt klager hiervan op de hoogte op 15 december 2017;

Beslag onder Aegon (2) en de SVB (3) – Dossier [   ]

-           de gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2016 ten laste van klager;

-           bij exploot van 8 mei 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de SVB ten laste van klager;

-           bij exploot van 25 november 2017 is executoriaal beslag gelegd onder Aegon ten laste van klager;

-           op 5 december 2017 stelt de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder op de hoogte dat de beslagen in dit dossier zijn opgeheven. Op 8 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder Aegon en de SVB hiervan op de hoogte gesteld;

-           op 12 december 2017 betaalt Aegon € 539,80 aan de gerechtsdeurwaarder. Op dat moment is het dossier nog niet gesloten. Bij het maken van de eindafrekening is dit bedrag door de gerechtsdeurwaarder meegenomen. Het bedrag is als losse post in de eindafrekening opgenomen. De netto opbrengst van de executie is dezelfde dag op de kwaliteitsrekening van de opdrachtgever afgedragen;

-           op 21 december 2017 betaalt de SVB € 55,- aan de gerechtsdeurwaarder. Na overleg met partijen wordt dit bedrag op 16 januari 2018 doorgestort aan klager.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)    de opdracht om beslagen op te heffen niet tijdig heeft verwerkt;

b)    de uit de opgeheven beslagen ontvangen gelden niet tijdig heeft verwerkt;

c)    de uit de opgeheven beslagen ontvangen gelden niet aan klager heeft uitbetaald.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen [   ] te Amsterdam. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan echter niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 In het verweerschrift heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder gesteld dat de zaken waar de klacht op ziet werden behandeld door de afdeling die wordt geleid door de heer [   ]. De klacht wordt daarom geacht tegen hem te zijn gericht. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. heeft klager aangevoerd dat hij de verschuldigde vorderingen op 1 december 2017 heeft voldaan en op diezelfde datum heeft gevraagd om opheffing van de gelegde beslagen. Op 8 december 2017 heeft klager een bevestiging ontvangen van de opdracht tot opheffing, maar zonder kopieën van brieven aan de SVB en Aegon. Op 21 december 2017 bleek dat de AOW van klager gedeeltelijk, en de AOW van de echtgenote van klager geheel is doorbetaald aan de gerechtsdeurwaarder. De SVB en Aegon hebben pas in de periode kort voor 21 december 2017 de stukken inzake de opheffing van het beslag ontvangen.

4.4 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift een overzicht heeft verstrekt van titels die hij ten laste van klager heeft geëxecuteerd en van relevante data in het executietraject. Uit het overzicht blijkt dat de gerechtsdeurwaarder, nadat hij op de hoogte is gesteld van opheffing van het betreffende beslag door de opdrachtgever, de betreffende derden hierover heeft geïnformeerd binnen de volgende termijnen:

-           dossier [   ]: vierde werkdag;

-           dossier [   ]: dezelfde werkdag;

-           dossier [   ]: eerste werkdag;

-           dossier [   ]: derde werkdag.

4.5 De kamer overweegt dat in deze zaak voldoende is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht om beslagen op te heffen tijdig heeft verwerkt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is met betrekking tot dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. en c. overweegt de kamer dat van een betamelijk handelend gerechtsdeurwaarder wordt verwacht dat hij gelden die zijn ontvangen in het kader van een derdenbeslag dat reeds is opgeheven op kort termijn restitueert aan de rechthebbende. Het klachtonderdeel dat erop ziet dat de gerechtsdeurwaarder de ontvangen gelden niet aan klager heeft uitbetaald is niet gegrond, omdat klager niet als rechthebbende wordt aangemerkt. Omdat het geld onverschuldigd aan de gerechtsdeurwaarder is betaald door de derde, is de derde rechthebbende en dient de gerechtsdeurwaarder het ontvangen geld op korte termijn aan de derde te restitueren. Uit het door de gerechtsdeurwaarder verstrekte overzicht blijkt dat drie keer gelden door derden zijn overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder terwijl het beslag al was opgeheven:

1: dossier [   ]: € 539,80 op 12 december 2017 van Aegon.

De gerechtsdeurwaarder heeft dit bedrag niet aan Aegon gerestitueerd, maar het als losse post opgenomen in de eindafrekening en als netto opbrengst van de executie afgedragen op de kwaliteitsrekening van de opdrachtgever.

2: dossier [   ]: € 55,- op 21 december 2017 van de SVB.

De gerechtsdeurwaarder heeft dit bedrag na toestemming van de SVB op 2 januari 2018 overgemaakt aan klager op 16 januari 2018;

3: dossier [   ]: € 564,49 op 21 december 2017 van de SVB.

De gerechtsdeurwaarder heeft dit bedrag op 3 januari 2018 gerestitueerd aan de SVB als onverschuldigd betaald.

4.7 Ten aanzien van dossier 1 overweegt de kamer als volgt. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft dit kunnen gebeuren, omdat het bedrag ontvangen werd op een moment dat er een eindrekening werd (op)gemaakt voor de opdrachtgever. Hierdoor is het over het hoofd gezien dat het een onverschuldigde betaling betrof. Feit blijft wel dat het bedrag onverschuldigd is betaald aan de gerechtsdeurwaarder en dus onverwijld diende te worden gerestitueerd aan Aegon. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder voldoende aannemelijk gemaakt dat het behouden van het bedrag berustte op vergissing, omdat dat de betaling en (het opmaken van) de eindrekening elkaar kruisten. Met het begaan van een vergissing, maakt de gerechtsdeurwaarder zich niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft, tenzij er sprake van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken. Bovendien is door de gerechtsdeurwaarder onweersproken gesteld dat het bedrag is doorgestort aan klager.

4.8 Ten aanzien van dossiers 2 en 3 overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft over het algemeen gezien traag gehandeld en daarnaast lijkt het hem te ontbreken aan een vast beleid als het aankomt op onverschuldigde betaling (van dezelfde derdenbeslagene). Dit gebrek aan (een éénduidig) beleid heeft eraan bijgedragen dat klager pas 14 dagen nadat er toestemming is verleend (in dossier 2263143), heeft kunnen beschikken over gelden die onverschuldigd aan de gerechtsdeurwaarder waren overgemaakt. De kamer acht de klacht op deze onderdelen gegrond.

4.9 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is zonder te komen tot het opleggen van een maatregel. Voor zover de kamer heeft kunnen vaststellen, is ten aanzien van het gegronde deel van de klacht van (kwade) opzet geen sprake geweest, wel van slordigheid.

4.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en ziet af van het opleggen van een

maatregel.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.