ECLI:NL:TGDKG:2019:131 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/667181 / DW RK 19/273

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:131
Datum uitspraak: 16-08-2019
Datum publicatie: 27-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/667181 / DW RK 19/273
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster zijn van mening dat de gerechtsdeurwaarders opzettelijk en welbewust beslag hebben gelegd op de inboedel van klager sub 2 en de laptop van haar werkgever, terwijl de vordering waarvoor het beslag is gelegd, een schuld betreft van de bij klager sub 2 inwonende klager sub 1. Voorts zou er sprake zijn van disproportioneel boedelbeslag. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet derhalve ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 mei 2019 met zaaknummers C/13/645659 / DW RK 18/166 en C/13/645662 / DW RK 18/167 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/667181 / DW RK 19/273 MdV/SM ingesteld door:

1. [   ] ,

en

2. [   ],

beide wonende te [   ],

klagers,

gemachtigde: mr. [   ],

tegen:

1. [   ] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

en

2. [  ] ,

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij gelijkluidende brieven met bijlagen, ingekomen op 26 en 29 maart 2018, hebben klagers een klacht ingediend specifiek tegen de toegevoegd gerechtsdeurwaarder [   ], hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 12 juli 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd

Bij beslissing van 14 mei 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 mei 2019. Bij e-mail, ingekomen op 27 mei 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 augustus 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       bij vonnis van de rechtbank Gelderland op 4 mei 2016 is klager sub 1 samengevat veroordeeld tot betaling van een geldsom en de proceskosten;

-       de gerechtsdeurwaarder sub 1 is belast met de tenuitvoerlegging van het tegen klager sub 1 gewezen vonnis;

-       de grosse van het vonnis is aan klager sub 2 betekend op 17 mei 2016;

-       op 7 december 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klager sub 1;

-       op 5 januari 2016 is een huurcontract ondertekend waaruit blijkt dat klager sub 1 van klager sub 2 woonruimte huurt met gebruik van keuken, douche en toilet op het adres [   ] te [   ];

-       bij e-mail van 28 september 2017 heeft de gemachtigde van klagers de huurovereenkomst toegestuurd aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;

-       op 1 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag gelegd op de inboedel in de woning van klagers. Klager sub 2 heeft ter plaatse bij de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat de goederen in de woning haar in eigendom toebehoren;

-       bij e-mail van 6 maart 2018 heeft de gemachtigde namens klagers bezwaar gemaakt tegen de beslaglegging op de inboedel. De opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 opgedragen de incassowerkzaamheden voorlopig op te schorten;

-       bij brief van 15 mei 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders klager sub 1 medegedeeld dat het onder de SVB gelegde beslag en het beslag op de roerende zaken op verzoek van de opdrachtgever was opgeheven en de kwestie op het kantoor zal worden gesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat er:

a)    opzettelijk en welbewust beslag is gelegd op de inboedel van klager sub 2 en de laptop van haar werkgever, terwijl de vordering waarvoor het beslag is gelegd, een schuld betreft van de bij klager sub 2 inwonende klager sub 1;

b)    het boedelbeslag niet proportioneel is omdat de waarde van de inboedel en de te verwachten opbrengst van de openbare verkoop zo laag is dat deze niet in verhouding staat met de te maken executiekosten;

c)    oneigenlijke druk is uitgeoefend en is gehandeld op basis van misbruik van recht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De voorzitter ziet in het feit dat het om twee identieke klachten gaat aanleiding de klachten samen te voegen en gelijktijdig gevoegd te behandelen.

4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (waarnemend) gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25 lid 1 bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft allereerst aangevoerd dat de tuchtrechtelijke procedure na de inwerkingtreding van artikel 43a Gerechtsdeurwaarderswet niet meer voldoet aan de beginselen van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna verder: EVRM). De kamer heeft in de “Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders” (Staatscourant 2018, nr 5882) bekend gemaakt hoe zij in voorkomend geval van de bevoegdheid ex artikel 43a lid 1 sub b Gerechtsdeurwaarderswet gebruik zal maken. Door het feit dat deze kosten betaald dienen te worden aan de kamer, is de kamer volgens de gerechtsdeurwaarder als potentieel schuldeiser van de beklaagde gerechtsdeurwaarder te beschouwen. Daarenboven is de kamer in voorkomende gevallen niet alleen houder van de bewuste kostenveroordeling, maar heeft zij de hoogte van die vordering (blijkens de voormelde tijdelijke richtlijn) ook zelf vastgesteld en neemt zij daarenboven (in ieder afzonderlijk geval) zelf de beslissing over de toekenning van die kosten. Daarmee krijgt de kamer, als potentieel schuldeiser van de gerechtsdeurwaarder, zelf een belang bij de uitkomst van de tuchtrechtelijke procedure, zodat deze niet meer voldoet aan het in artikel 6 EVRM neergelegde vereiste van onafhankelijkheid. De gerechtsdeurwaarder is op grond van het voorgaande van mening dat de kamer de klacht niet in behandeling kan nemen omdat dat een schending van artikel 6 van het EVRM zou opleveren.

4.4 De voorzitter overweegt dat dit verweer berust op een verkeerde uitleg van de wet. Ingevolge artikel 43a lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet is op een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 43a lid 1 sub b Gerechtsdeurwaarderswet het bepaalde in artikel 43 lid 6 Gerechtsdeurwaarderswet van overeenkomstige toepassing. Uit deze bepalingen volgt dat een vergoeding van de overige kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt, waartoe een gerechtsdeurwaarder in voorkomend geval kan worden veroordeeld, ten bate komt van de Staat die deze kosten in mindering brengt op de in artikel 78 Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde kosten die samenhangen met tuchtrechtspraak. Het feit dat in de “Tijdelijke Richtlijn” de zinsnede is opgenomen dat de kamer kan beslissen dat de gerechtsdeurwaarder genoemde kosten “aan de kamer dient te vergoeden” kan aan het voorgaande niet afdoen. Hieruit volgt dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders geen belang heeft bij een kostenveroordeling ex artikel 43a lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet en dat schending van de in artikel 6 EVRM gewaarborgde onafhankelijkheid niet kan worden vastgesteld. Het verweer faalt.

4.5 De klacht is naast gerechtsdeurwaarder sub 1 ook ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 2. Klagers voeren daartoe aan dat de feitelijke dossierbehandelaar weliswaar gerechtsdeurwaarder sub 1 is, maar die handelt in directe opdracht en onder directe aansturing van en in nauwe samenwerking met zijn leidinggevende gerechtsdeurwaarder sub 2. Om die reden wordt gerechtsdeurwaarder sub 2 door klagers naast gerechtsdeurwaarder sub 1 voor het handelen in dit dossier volledig verantwoordelijk gehouden.

4.6 Uitgangspunt is dat een gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor een gedraging waarbij hij in werkelijkheid in het geheel niet betrokken is geweest. Klagers stellen zelf dat gerechtsdeurwaarder sub 1 de betrokken dossierbehandelaar was. Hetgeen klagers hebben aangevoerd over de betrokkenheid van gerechtsdeurwaarder sub 2 wordt op geen enkele wijze nader onderbouwd. Uit de stukken blijkt evenmin wat de bemoeienis van gerechtsdeurwaarder sub 2 met het dossier is geweest anders dan dat gerechtsdeurwaarder sub 2, zo blijkt uit productie 5 van klagers (en het Register gerechtsdeurwaarders), vanaf 15 november 2017 de waarnemer is van de gerechtsdeurwaarder aan wie gerechtsdeurwaarder sub 1 was toegevoegd. Dat is onvoldoende om gerechtsdeurwaarder sub 2 mede verantwoordelijk te houden voor de door klagers verweten gedragingen. De klacht voor zover gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 dient op grond hiervan al als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.7 Aangaande klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, is het aan die derde om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het moment van het leggen van beslag is niet het moment waarop één en ander kan worden uitgezocht. Het is aan degene die de eigendom pretendeert, vervolgens bewijsstukken over te leggen waaruit dit blijkt. De enkele mededelingen van klager sub 2 waren onvoldoende om het beslag niet door te zetten.

Dit leidt er toe dat ten tijde van de beslaglegging geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder. Klagers hebben nagelaten om naderhand bewijsstukken, waaruit het eigendom van klager sub 2 op de inboedel blijkt, aan de gerechtsdeurwaarder te overleggen alsmede deze ter onderbouwing van het klaagschrift mee te sturen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.8 De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is als schuldeiser op grond van artikel 3:276 BW bevoegd om verhaal te zoeken op alle goederen van haar schuldenaar, dus ook op roerende zaken. Dat volgens klagers de te verwachten opbrengst uit (eventuele) executoriale verkoop van de roerende zaken onvoldoende zou zijn in verhouding tot de vordering, brengt niet zonder meer mee dat het leggen van voormeld beslag niet gerechtvaardigd was. Dat neemt echter niet weg dat onder omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van executiebevoegdheid bij een openbare verkoop van de inbeslaggenomen roerende zaken. Het is echter aan degene, die zich daarop beroept om dat voldoende aannemelijk te maken. In dit geval hebben klagers geen bewijsstukken met betrekking tot de eigendom en de aanschafwaarde en ouderdom van de goederen kunnen overleggen en de gerechtsdeurwaarder heeft uitdrukkelijk betwist dat het ging om nagenoeg onverkoopbare goederen. Bovendien is het niet aan de gerechtsdeurwaarder hierover te beslissen maar aan de gewone rechter. Dit nog los van het feit dat er geen sprake is geweest van een aangezegde executieverkoop zodat de klacht een situatie schetst die zich niet heeft voorgedaan. Ook dit klachtonderdeel faalt.

4.9 De voorgaande overweging is tevens van toepassing op klachtonderdeel c mede gelet op het feit dat klagers aangegeven dat klachtonderdeel c nauw samenhangt met klachtonderdeel b.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat:

a)    de gestelde betrokkenheid van gerechtsdeurwaarder sub 2 wel degelijk voldoende is om de bedoelde verantwoordelijkheid te nemen;

b)    alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen, de klachtonderdelen gegrond zouden moeten worden verklaard, omdat er voldoende feiten zijn gesteld;

c)    de overweging van de voorzitter dat er geen sprake is geweest van een aangezegde executieverkoop, geen recht doet aan de impact die de beslaglegging begrijpelijkerwijs op klagers heeft gehad;

d)    aan hen zonder enig voorbehoud in een exploot van 17 mei 2016 was aangezegd, dat als er niet tijdig en volledig betaald zou worden, beslag en openbare verkoop zou volgen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer merkt nog op dat klagers in hun verzet eveneens nieuwe klachten hebben geformuleerd. De kamer oordeelt in verzet echter niet over nieuwe klachten. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klagers aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.