ECLI:NL:TGDKG:2019:129 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/645015 DW RK 18/142

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:129
Datum uitspraak: 16-08-2019
Datum publicatie: 27-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/645015 DW RK 18/142
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding niet aan zijn adres heeft betekend, met als gevolg dat hij zich niet heeft kunnen verdedigen bij de rechtbank.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/645015 DW RK 18/142 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 18 maart 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 april 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 augustus 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      de gerechtsdeurwaarder heeft klager bij exploot van 30 november 2015 gedagvaard te verschijnen ter zitting bij de rechtbank Gelderland;

-      bij exploot van 27 januari 2016 is het ten laste van klager gewezen vonnis van 16 december 2015 aan hem betekend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder de betreffende dagvaarding niet op zijn adres heeft betekend, met als gevolg dat hij zich niet heeft kunnen verdedigen bij de rechtbank.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft primair aangevoerd dat de klacht een ambtshandeling betreft van bijna tweeënhalf jaar geleden en dat de klacht daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.2 Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt verworpen. Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de kamer niet-ontvankelijk verklaard. In dit geval betreft de klacht een ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder van ruim twee jaar, maar nog geen drie jaar voor de klacht. Klager is gelet op voorgaande dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot is een authentieke akte die op grond van artikel 157 lid 1 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. De mededeling in het exploot van 30 november 2015, dat de gerechtsdeurwaarder op het in het exploot vermelde adres een afschrift van het origineel heeft gelaten in een gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, omdat hij aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten, wordt door de gerechtsdeurwaarder gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid en heeft daarom dwingende bewijskracht. 

5.3 Voorts overweegt de kamer dat de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij zich aan het in de dagvaarding vermelde adres voegt (i.c. [   ]), zijn aanwezigheid bekend maakt (middels de deurbel en aankloppen) en bij geen antwoord het exploot in een envelop aan datzelfde adres achterlaat, aannemelijker is dan het alternatief waarbij hij zich (beweerdelijk), in afwijking van de dagvaarding, bij huisnummer 13 heeft gemeld en daar dan het exploot in die brievenbus heeft achtergelaten. Maar al zou de gerechtsdeurwaarder op dit punt een vergissing hebben begaan – waarvan niet vast staat dat daarvan sprake is geweest – maakt hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken. Dat klager volhoudt dat hem de mogelijkheid is ontnomen zijn zaak aan de rechter voor te leggen, kan door de kamer niet worden gevolgd. Klager had immers nog tegen de uitspraak in verzet kunnen gaan, maar heeft dit niet gedaan. Met het argument dat dit geen zin zou hebben (gehad), terwijl dit rechtsmiddel juist gegeven is voor het door klager beoogde doel, is het klager die zichzelf tekort heeft gedaan en kan dit de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.