ECLI:NL:TGDKG:2019:128 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637977 / DW RK 17/1084

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:128
Datum uitspraak: 25-06-2019
Datum publicatie: 26-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/637977 / DW RK 17/1084
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders na de ontvangstbevestiging niet meer hebben gereageerd op de door klaagster ingediende klacht. Uit het door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd verweer is het gebleken dat het uitblijven van de reactie is gebaseerd op een vergissing. Daarvan heeft de kamer overwogen dat indien een gerechtsdeurwaarder een fout maakt, hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/637977 / DW RK 17/1084 LV/SM ingesteld door:

[   ],

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

1. [   ]

en

2. [   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 november 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 december 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

14 mei 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

25 juni 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      Bij vonnis van 25 januari 2017 is (onder meer) klaagster veroordeeld tot betaling van een zeker bedrag.

-      Bij exploot van 3 juli 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders het vonnis aan klaagster betekend, met bevel aan de inhoud daarvan te voldoen.

-      De gerechtsdeurwaarders hadden de opdracht executoriale beslagen te leggen op aandelen in [   ]. ten laste van [   ].

-      Bij brief van 21 augustus 2017 heeft klaagster een klacht ingediend bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.

-      De gerechtsdeurwaarders hebben per brief van 24 augustus 2017 de ontvangst van de klacht bevestigd en medegedeeld dat de klacht zal worden afgehandeld conform het klachtenreglement van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a)    na de ontvangstbevestiging niet meer hebben gereageerd op de door klaagster ingediende klacht;

b)    de executie van de aandelen voortzetten, zonder dat diens opdrachtgever daar belang bij heeft.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijk termijn beantwoordt (al dan niet in overeenstemming met de interne klachtenprocedure van zijn kantoor). In dit geval hebben de gerechtsdeurwaarders geen gevolg gegeven aan datgeen van hen verwacht mag worden. De gerechtsdeurwaarders hebben daartoe in verweer aangevoerd dat dit voorval berust op een vergissing. Het uitblijven van een inhoudelijke reactie na hun ontvangstbevestigingsbrief van 24 augustus 2017 is te wijten geweest aan de omstandigheid dat er op dat moment een veelvoud aan procedures plaatsvonden tussen partijen onderling. Te midden daarvan is aandacht voor de brief van klaagster naar de achtergrond verschoven. De klacht is wel opgepakt, zoals blijkt uit de ontvangstbevestiging. Er is alleen geen gevolg aan gegeven. Klaagster is echter niet geschaad in haar belangen, aldus de gerechtsdeurwaarders.  

4.3 De gerechtsdeurwaarders hebben de door hen gemaakte fout erkend en verwijzen daarvoor naar een situatie die dergelijke vergissingen in de hand kunnen werken. Voor zover de kamer kan beoordelen – zeker omdat klaagster daarover niets naar voren heeft gebracht – is klaagster (inderdaad) niet geschaad in haar belangen door deze fout. Voorts overweegt de kamer dat indien een gerechtsdeurwaarder een fout maakt, hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarders een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangen, in dit geval het leggen van executoriaal beslag, en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. Voor de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarders ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Volgens deze bepaling dienen geschillen over de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.5Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.