ECLI:NL:TGDKG:2019:126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/657998 / DW RK 18/612

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:126
Datum uitspraak: 25-06-2019
Datum publicatie: 26-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/657998 / DW RK 18/612
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte bedragen (ter verdeling) heeft uitbetaald en exorbitant hoge executiekosten heeft gerekend. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 20 november 2018 met zaaknummer  C/13/636136 / DW RK 17/974 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/657998 / DW RK 18/612 LV/SM  ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 27 september 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 oktober 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 november 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 november 2018. Bij e-mail, ingekomen op 27 november 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Na bepaling van de zitting heeft klager aangegeven niet te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

14 mei 2019 waar alleen de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 juni 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd onder het [   ], ten laste van klager, en deelt de opbrengst met [   ] (voorheen: [   ]).

-      Bij e-mail van 1 september 2017 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder verzocht om een correctie uit te voeren, ten aanzien van de aan [   ] uitbetaalde bedragen uit hoofde van het beslag.

-      Bij e-mail van 8 september 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder geattendeerd op zijn e-mail van 1 september 2017.

-      Bij brief van 18 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van klager van 1 september 2017

-      Bij e-mail van 18 september 2017 volhardt klager in zijn stelling.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich – naar de voorzitter begrijpt – er over dat de gerechtsdeur-waarder:

a)    ten onrechte bedragen, ter verdeling aan [   ] heeft uitbetaald, terwijl [   ] geen beslag had gelegd onder het [   ]. Klager wil deze bedragen terug ontvangen van de gerechtsdeurwaarder;

b)    exorbitant hoge executiekosten heeft gerekend.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de voorzitter als volgt. Klager stelt navraag te hebben gedaan bij het [   ] omtrent gelegde beslagen en zou op die manier van een medewerker aldaar hebben vernomen, dat [   ] geen derdenbeslag zou hebben gelegd onder het [   ]. Klager heeft daartoe (twee) brieven van het [   ] overgelegd. Echter, anders dan klager stelt, wordt in de brieven nergens aangehaald dat het [   ] ‘niet zou beschikken over documentatie van enige beslaglegging door [   ]’. Er wordt alleen bevestigd dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder beslag heeft doen leggen onder het [   ]. Niet valt in te zien waarom dit zou betekenen dat niet nog een ander partij beslag heeft doen leggen. Bovendien blijkt, uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties, dat [   ] zijn vordering ter verdeling heeft ingediend bij de gerechtsdeurwaarder als zijnde de eerste beslaglegger, onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden. Ingevolge van de wet heeft de gerechtsdeurwaarder gevolg gegeven aan de opdracht van [   ]. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden aan beweringen die worden gedaan door het [   ], en al helemaal niet zonder concrete onderbouwing. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt geen sprake.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. De enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarder exorbitante hoge executiekosten heeft gerekend is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing. Gerechtsdeurwaarders zijn in het algemeen gehouden de in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen te berekenen (waaronder de Wet Incassokosten en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders). Niet is gesteld, noch gebleken dat de gerechtsdeurwaarder buiten de beperkingen van de voornoemde regelingen zijn getreden. Van het feit dat de kosten (eventueel) zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat hij er bij blijft dat door de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig is gehandeld in de verdeling ten opzichte van klager, omdat [   ] geen beslag heeft gelegd onder het [   ].

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.