ECLI:NL:TGDKG:2019:124 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/640277 / DW RK 17/1214

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:124
Datum uitspraak: 04-06-2019
Datum publicatie: 26-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/640277 / DW RK 17/1214
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder in weerwil van de beslagvrije voet executoriaal beslag heeft gelegd op (een te groot deel van) het vakantiegeld.

Beslissing van 4 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/640277 / DW RK 17/1214 ED/SM ingesteld door:

[   ] ,

gevestigd te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ] ,

gerechtsdeurwaarder te [   ] (destijds te [   ]),

beklaagde.

[   ] zal hierna als ‘de schuldenaar’ worden aangeduid.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 december 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail van 12 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder aangehecht verweerschrift met bijlagen ingediend. Op 29 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail een aanvullend verweerschrift met bijlagen ingediend, dat eveneens aan deze beslissing is gehecht. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 april 2019 waar  klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 juni 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       Bij vonnis van 19 juni 2014 is de schuldenaar veroordeeld tot betaling van een geldsom aan de [   ].

Op 25 juli 2014 is dit vonnis aan de schuldenaar betekend.

-       (Het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van dit vonnis. Op 1 augustus 2014 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente [   ] op de bijstandsuitkering van de schuldenaar.

-       Bij beschikking van 28 september 2017 is klaagster tot bewindvoerder over het vermogen van de schuldenaar benoemd.

-       Op 6 januari 2015 heeft de gemeente [   ] (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder telefonisch medegedeeld dat geen afdrachten worden gedaan in verband met een interne verrekening met de bijstandsuitkering van de schuldenaar.

-       Op 23 juni 2017 heeft de gemeente [   ] € 480,13 aan vakantiegeld van de schuldenaar aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder afgedragen en nadien heeft zij ook maandelijkse afdrachten gedaan.

-       Bij e-mail van 18 oktober 2017 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder onder andere verzocht de beslagvrije voet met terugwerkende kracht vanaf

1 januari 2017 opnieuw vast te stellen.

-       In reactie hierop heeft het gerechtsdeurwaarderskantoor bij brief van

24 oktober 2017 aan klaagster onder meer medegedeeld dat de beslagvrijevoet met terugwerkende kracht en conform het verzoek van klaagster, is doorgevoerd, dat de schuldenaar hierdoor maandelijks € 12,80 beneden de beslagvrije voet komt en dat daarom voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 juli 2017 € 76,80 van het ontvangen vakantiegeld zal worden gerestitueerd aan klaagster.

-       Bij e-mail van 23 november 2017 heeft de bewindvoerder de hoogte van de netto-uitkering medegedeeld en zich op het standpunt gesteld dat er een maandelijkse tekort is van € 67,22, dat het inkomen van de schuldenaar inclusief vakantiegeld onder de beslagvrije voet uitkomt en dat daarom het gehele vakantiegeld gerestitueerd dient te worden. Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat zij hun standpunt handhaven en niet over zullen gaan tot restitutie van het volledige vakantiegeld.

-       Bij e-mail van 1 december 2017 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad verzocht zijn standpunt te herzien. Op 5 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat er conform dit arrest is gehandeld en dat hun standpunt wordt gehandhaafd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)    in weerwil van de beslagvrije voet executoriaal beslag heeft gelegd op (een te groot deel van) het vakantiegeld over 2017 van de schuldenaar;

b)    in weerwil van de beslagvrije voet (ten onrechte) voornemens is om beslag te leggen op het vakantiegeld over 2018 van de schuldenaar.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt in de zin van dit artikel kan worden gemaakt.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt: De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3068) bepaald dat, indien het maandelijkse inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld wordt opgebouwd steeds boven de beslagvrije voet uitkomt, de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld geheel vatbaar is voor beslag. Dit is anders in de gevallen waarin het maandelijkse inkomen in die maanden steeds beneden de beslagvrije voet is gebleven of waarin de schuldenaar in de periode waarin het vakantiegeld werd opgebouwd een wisselend inkomen heeft genoten, waardoor het inkomen in sommige maanden beneden de beslagvrije voet bleef en in andere maanden daar bovenuit kwam. Het vakantiegeld is in de genoemde gevallen slechts vatbaar voor beslag voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld. Hierbij tellen ook de maanden mee waarin er nog geen beslag op het inkomen lag. Doorslaggevend is of er beslag op het inkomen rust in de maanden waarin de uitbetaling van het vakantiegeld plaatsvindt. Vaststaat dat er in de maanden waarin de betaling van het vakantiegeld plaatsvond beslag op het inkomen rustte en nu nog steeds rust. Aanvankelijk heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat op basis van de beschikbare inkomensgegevens een executoriaal beslag op een groot deel van het vakantiegeld geoorloofd is.

4.3 In het aanvullend verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat voor de berekening van het maandelijkse tekort van de schuldenaar van een onjuist inkomen is uitgegaan en dat daarom voor een te hoog bedrag beslag is gelegd op het vakantiegeld van de schuldenaar. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder daarop aangevuld dat zij is uitgegaan van het bruto uitkeringsbedrag en niet het netto uitkeringsbedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft tevens in het aanvullend verweerschrift medegedeeld dat met spoed de te veel geïncasseerde bedragen, € 372,66 (minus hetgeen reeds was terugbetaald, € 76,80) op de door klaagster aangehouden beheerrekening voor de schuldenaar zal worden overgemaakt. Dit is ook gebeurd.  

4.4 Ter zitting is duidelijk geworden dat sprake is geweest van een rekenfout, waarbij de gerechtsdeurwaarder geruime tijd is blijven vasthouden aan een uitkomst waarvan zij oprecht dacht dat dat de juiste was. De uitkomst van die rekenfout is in het nadeel van schuldenaar uitgevallen, maar de gerechtsdeurwaarder heeft haar vergissing, direct nadat zij die had ingezien, hersteld en het teveel ontvangen bedrag aan de schuldenaar terug betaald. Mede gelet op de mondelinge toelichting van de gerechtsdeurwaarder, houdt de kamer het erop dat het hier gaat om vergissing en overweegt zij als volgt. Indien een gerechtsdeurwaarder een vergissing begaat, maakt hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of (reken)fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken.

4.5 Als overwogen onder 4.1 kan slechts worden geklaagd over handelen of nalaten dat al heeft plaatsgevonden, zodat de klacht alleen al op dit onderdeel zal worden verworpen. Klaagster stelt namelijk een toekomstige gebeurtenis - het beslag op het vakantiegeld over 2018 - ter discussie. Daarbij komt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn aanvullend verweerschrift naar voren heeft gebracht dat het gelegde beslag in 2018 waarschijnlijk niet zal kleven. Dit is er volgens de deurwaarder in gelegen dat het inkomen van de schuldenaar onder de beslagvrije voet uitkomt en het volledige vakantiegeld daarom moet worden aangewend om dit maandelijks tekort te compenseren.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.