ECLI:NL:TGDKG:2019:123 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/639790 / DW RK 17/1200

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:123
Datum uitspraak: 04-06-2019
Datum publicatie: 26-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/639790 / DW RK 17/1200
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klaagster stelt onder meer dat de gerechtsdeurwaarder niet onverwijld is overgegaan tot aanpassing van de beslagvrije voet.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/639790 / DW RK 17/1200 ED/SM ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ] ,

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 6 december 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 13 december 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld op de openbare terechtzitting van 23 april 2019 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 juni 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       bij (verstek)vonnis van 11 november 2011 is klaagster veroordeeld tot betaling van een geldsom aan [    ] Op 3 februari 2012 is dit vonnis aan klager betekend;

-       nadien heeft de gerechtsdeurwaarder getracht deze vordering bij klaagster te incasseren. In dat kader heeft hij o p 30 oktober 2017 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de stichting [   ] te [    ]. Bij de beslaglegging is een beslagvrije voet gehanteerd van € 1.268,38;

-       bij brief van 27 november 2017 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om de beslagvrije voet met terugwerkende kracht opnieuw en hoger vast te stellen en de te veel geïncasseerde bedragen aan haar te restitueren;

-       op 5 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet opnieuw vastgesteld.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)    niet onverwijld de beslagvrije voet heeft aangepast;

b)    de beslagvrije voet onjuist heeft vastgesteld;

c)    ten onrechte niet is overgaan tot restitutie van de te veel ingehouden gelden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen het LAVG, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, niet mogelijk is. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoor kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Slechts gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van

12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband (of diens medewerkers) de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Nu de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid draagt voor de aldaar werkzame medewerkers, moet hij verantwoordelijk worden gehouden voor de behandeling van het dossier van klaagster. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Vanwege de samenhang worden de klachtonderdelen gezamenlijk behandeld, waarbij zo nodig daarop afzonderlijk wordt ingegaan.

4.3. In dat kader wordt vooropgesteld dat uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1986-1987, 17897, nr. 5, p. 13 en Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 138, p. 3-41 ) en de civiele jurisprudentie ten aanzien van de beslagvrije voet volgt dat de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht dient te worden aangepast, tenzij onbekendheid met de juiste beslagvrije voet te wijten is aan (toerekenbaar) onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene. Op grond van tuchtrechtelijke jurisprudentie - waarvoor andere normen gelden dan in het civiele recht - geldt dat terugbetaling door de gerechtsdeurwaarder slechts mogelijk is voor gelden die hij nog onder zich heeft (ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0854). De gerechtsdeurwaarder is gehouden om door hem geïncasseerde gelden tijdig, dat wil zeggen binnen één tot twee weken na ontvangst, aan zijn opdrachtgever door te betalen.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft na verstrekking van de bronnen van inkomsten de beslagvrije voet binnen een redelijke termijn, te weten acht dagen, aangepast. In zijn verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat een intern verzoek aan de boekhouding is gedaan om de terugbetaling te verzorgen. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder opgehelderd dat betaling ook daadwerkelijk en direct na het verzoek aan de boekhouding heeft plaatsgevonden en meegedeeld dat inmiddels – na de laatste inhouding op 28 maart 2018 – het beslag is afgewikkeld. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelend is geenszins gebleken.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.