ECLI:NL:TGDKG:2019:121 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/655736 / DW RK 18/540
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2019:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-06-2019 |
Datum publicatie: | 26-08-2019 |
Zaaknummer(s): | C/13/655736 / DW RK 18/540 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voeten en dat hij weigert het teveel ingehouden bedrag te restitueren. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 4 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 9 oktober 2018 met zaaknummer C/13/635168 / DW RK 17/899 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/655736 / DW RK 18/540 ED/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 6 september 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 september 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 9 oktober 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 oktober 2018. Bij brief, ingekomen op 15 oktober 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het verzetschrift, alsmede het op 19 april 2019 ontvangen verweerschrift op het verzetschrift zijn behandeld op de openbare terechtzitting van 23 april 2019. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen. Klager heeft evenwel een pleitnota naar de kamer toegezonden. De uitspraak is bepaald op
4 juni 2019.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- de gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de executie van het tegen klager gewezen vonnis van 19 maart 2015;
- op 17 en 20 april 2015 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank en onder de stichting [ ]. Eveneens is beslag gelegd onder twee ondernemingen waarvan klager bestuurder/aandeelhouder/vennoot is;
- bij beslissing van 27 september 2016 is een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer 15/1152). Het hiertegen ingestelde verzet is bij beslissing van de kamer ongegrond verklaard (zaaknummer 16/1088);
- bij beslissing van 20 juni 2017 is een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze kamer kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (zaaknummer 16/1074). Het hiertegen ingestelde verzet is behandeld op de zitting van 28 augustus 2018 (zaaknummer 17/673);
- bij beslissing van 9 oktober 2018 is een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze kamer kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (zaaknummer 17/873).
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder in de periode januari 2016 geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet en weigert het teveel ingehouden bedrag terug te storten.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2 De in aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt omdat hetgeen waar klager over klaagt naar zijn zeggen onder zijn verantwoordelijkheid valt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 De voorzitter overweegt dat de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedures (zoals in deze beschikking vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de kamer voorleggen.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de vermelding van de feiten en omstandigheden niet overeenkomen met de omstandigheden zoals klager deze in de klacht heeft omschreven. Op grond daarvan kan dus geen rechtsgeldig vonnis worden uitgesproken. Voorts heeft de klacht niet hetzelfde feitencomplex als de eerdere klachten. De klacht heeft wel betrekking op het handelen van de dezelfde gerechtsdeurwaarder. Het feit dat dezelfde gerechtsdeurwaarder nu al vijf maal een terugbetaling heeft moeten doen, is een aanwijzing dat de gerechtsdeurwaarder bij zijn handelen diverse fouten heeft gemaakt.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klager overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.
7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. C.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.