ECLI:NL:TGDKG:2019:12 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/653104 / DW RK 18/458

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:12
Datum uitspraak: 15-03-2019
Datum publicatie: 20-03-2019
Zaaknummer(s): C/13/653104 / DW RK 18/458
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Aan de thans geformuleerde klacht ligt (min of meer) hetzelfde feitencomplex ten grondslag als aan de klacht die in de eerdere procedure aan de orde is gesteld. Klager kan deze klacht niet opnieuw aan de kamer voorleggen. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/653104 / DW RK 18/458 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

zonder vaste woon-/verblijfplaats,

klager,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 oktober 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 februari 2019 alwaar de heer [ ] namens beide gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 maart 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij arrest van 7 november 2017 van het Gerechtshof te Leeuwarden is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 16 november 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het arrest van 7 november 2017 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan klager betekend op het volgens hem feitelijke woonadres van klager, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 13 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag gelegd onder notaris mr. [ ], dan wel diens waarnemer of plaatsvervanger, ten laste van klager.

-           Bij exploot van 20 december 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag aan klager betekend op het volgens hem feitelijke woonadres van klager.

-           Bij twee separate vonnissen van de kantonrechter te Groningen van

20 februari 2018 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 1 maart 2018 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 de vonnissen van 20 februari 2018 betekend op het volgens hem feitelijke woonadres van klager, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 11 april 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag gelegd onder notaris mr. [ ], dan wel diens waarnemer of plaatsvervanger, ten laste van klager.

-           Bij beslissing van 10 juli 2018 is een klacht van klager door de voorzitter van deze kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer C/13/647278 / DW RK 18/234) Het daartegen in gediende verzet is bij beslissing van 15 maart 2019 ongegrond verklaard (zaaknummer C/13/651389 / DW RK 18/388).

2. De klacht

2.1 Klager beklaagt zich er over dat hij op 20 augustus 2018 van notaris [ ] te [ ] heeft vernomen dat er vele maanden geleden onder hem twee derdenbeslagen ten laste van klager zijn gelegd. Deze beslagen zijn nooit aan klager betekend. Ook de onderliggende vonnissen zijn nooit aan klager betekend. De kosten van overbetekening zijn dan ook valselijk. Verder is hem een snelle afhandeling per executiegeschil ontnomen, waardoor er een aanzienlijk renteverlies en andere nog nader te specificeren projectschade is geleden.

2.2 Klager beklaagt zich er verder over dat in het beslag van 11 april 2017 gesproken wordt van een volstrekt vage en verder ongespecificeerde termijnverhoging van

€ 50.000,--, vermoedelijk met de bedoeling het uiteindelijke executiegeschil onnodig te compliceren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders zijn van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is, dan wel ongegrond.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ]. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. Omdat klager de betekening van vonnissen en beslagen heeft betwist, waarvoor gerechtsdeurwaarder sub 2 verantwoordelijk kan worden geacht, wordt deze gerechtsdeurwaarder eveneens als beklaagde aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 De kamer stelt vast dat aan de thans geformuleerde klacht (min of meer) hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beschikking vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld.Klager kan deze klacht niet opnieuw aan de kamer voorleggen. Dat de klacht in het onderhavige geval is gericht tegen een andere gerechtsdeurwaarder maakt dit niet anders. Het gaat immers om een gerechtsdeurwaarder van hetzelfde kantoor als in de vorige procedure en klager heeft niet of onvoldoende toegelicht dat zijn klacht thans daadwerkelijk ziet op andere handelingen dan in de vorige procedure. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

15 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.