ECLI:NL:TGDKG:2019:116 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/645896 / DW RK 18/179

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:116
Datum uitspraak: 06-08-2019
Datum publicatie: 07-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/645896 / DW RK 18/179
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslag te laat overbetekend. Geen reactie op mail. Klacht op deze twee onderdelen gegrond, klacht voor het overige ongegrond. Maatregel van waarschuwing en veroordeling in proceskosten en griffierecht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/645896 / DW RK 18/179 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 april 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij brief met bijlage, ingekomen op 12 april 2018. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 mei 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht nogmaals aangevuld bij e-mail, ingekomen op 29 juni 2018. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail, ingekomen op 19 juli 2018, gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 augustus 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van [ ] op klager.

-           Bij vonnis van 3 januari 2018 van de kantonrechter te Zutphen is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis bij exploot van 12 januari 2018 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 2 februari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van klager.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft het proces-verbaal van het gelegde beslag bij exploot van 6 maart 2018 aan klager betekend met aanzegging dat de openbare verkoop van de roerende zaken zal plaatsvinden op 11 april 2018.

-           Bij brief van 29 maart 2018 heeft klager een klacht bij de gerechts-deurwaarder ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij

e-mail van 17 april gereageerd.

-           Op 26 mei 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de openbare verkoop van de roerende zaken van klager aangezegd tegen 26 juni 2018.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder op 2 februari 2018 beslag op zijn roerende zaken heeft gelegd en het proces-verbaal van het beslag pas op 6 maart 2018 heeft overbetekend, derhalve buiten de wettelijke termijn van drie dagen;

b: de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op zijn e-mail van 26 februari 2018;

c: de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op zakelijk producten, wat zijn bedrijfsvoering in gevaar brengt;

d: de beslaglegging buiten proportioneel is en de gerechtsdeurwaarder geen gedegen vooronderzoek heeft gedaan of er niet via andere wegen beslag had kunnen worden gelegd;

e: de gerechtsdeurwaarder op 26 maart 2018 een executiebiljet heeft aangeplakt, terwijl de betaaltermijn conform het vonnis van 3 januari 2018 nog niet was verstreken;

f: openbare verkoop dan wel opslag van goederen gelet op het huurcontract niet is toegestaan op zijn woonadres;

g: de gerechtsdeurwaarder zonder kennisgeving niet is komen opdagen op de aangekondigde datum van 11 april 2018 voor de openbare verkoop;

h: de aangekondigde openbare verkoop op 26 juni 2018 niet is doorgegaan, omdat er geen politie bij aanwezig kon zijn, maar dat de openbare verkoop wel op 26 juni 2018 in de krant vermeld stond;

i: de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op zijn klacht van 29 maart 2018.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de klacht niet met redenen omkleed is. De klacht is uiterst summier en volstrekt ongemotiveerd.

3.2 Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt verworpen. De klacht is weliswaar summier opgezet, maar uit de bij de klacht gevoegde klacht gericht aan de gerechtsdeurwaarder met bijbehorende bijlagen, blijkt naar het oordeel van de kamer voldoende waar de klacht op ziet. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5. Beoordeling

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer het volgende. Ingevolge het bepaalde in artikel 443, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt het proces-verbaal van het beslag op roerende zaken binnen drie dagen na de inbeslagneming betekend aan de geëxecuteerde. Niet in geschil is dat het proces-verbaal in dit geval ruim vier weken na het gelegde beslag aan klager is betekend. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij zo lang heeft gewacht met betekenen, omdat hij klager de gelegenheid wilde geven om met bewijzen aan te tonen dat de in beslag genomen zaken niet aan hem toebehoren, zoals hij tijdens de beslaglegging had verklaard. Dit neemt niet weg dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de wettelijke bepaling. De stelling van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting dat het geen standaard procedure van het kantoor is om te wachten met overbetekenen van gelegde beslagen, maakt het niet anders. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu niet in geschil is dat beantwoording van de e-mail van klager van 26 februari 2018 is uitgebleven, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd is om (vrijelijk) beslag te leggen op de aanwezige vermogensobjecten, behalve op die objecten die staan genoemd in de artikelen 447 en 448 Rv. Op deze objecten rust namelijk het zogenaamde beslagverbod. Ten tijde van de beslaglegging is niet aangetoond dat er beslag op zaken is gelegd welke staan omschreven in de artikelen 447 en 448 Rv. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat het in beginsel niet aan de tuchtrechter is om te beoordelen of een beslag gezien de hoogte van de vordering en de (eventuele) kosten en opbrengst proportioneel is. Daarvoor dient klager zich te wenden tot de gewone rechter. Verder staat klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, zonder hierbij een bepaalde volgorde aan te houden. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat in het vonnis van

3 januari 2018 geen betaaltermijn is gegeven. De klacht stuit hierop af.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat er na het leggen van beslag op roerende zaken geen sprake is van opslag van de betreffende zaken. Evenmin is sprake van verkoop met een commercieel doel, nu de opbrengst van de verkoop van de roerende zaken wordt aangewend voor aflossing van de openstaande schuld. De klacht stuit hierop af.

5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de kamer dat het vaste rechtspraak van de kamer is dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder ligt een klager tijdig in kennis te stellen indien een aangekondigde openbare verkoop geen doorgang zal hebben. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangetoond en aannemelijk gemaakt dat klager bij e-mail van 10 april 2018 is medegedeeld dat zo spoedig mogelijk een inhoudelijke reactie op zijn klacht zal worden gegeven en dat de geplande verkoop op 11 april 2018 vooralsnog geen doorgang zal hebben. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.9 Ten aanzien van klachtonderdeel h overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder conform artikel 464 lid 2 Rv een biljet op het raam van de woning van klager heeft aangeslagen en de verkoop conform artikel 466 lid 1 Rv bekend heeft gemaakt in het dagblad van de woonplaats van klager. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Klager heeft op de dag van de aangekondigde verkoop geëist dat er politie bij de verkoop aanwezig moest zijn. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat het niet mogelijk was om op zo een korte termijn assistentie van de hoofdofficier van justitie te krijgen en de verkoop dan ook niet door kon gaan.

5.10 Ten aanzien van klachtonderdeel i blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 17 april 2018 inhoudelijk op de klacht van klager heeft gereageerd. De klacht is gericht naar het juiste e-mailadres van klager. Het moet er, zonder bewijs van het tegendeel, voor worden gehouden dat de e-mail klager heeft bereikt.

5.11 Klager stelt nog dat hij de eerder afgesproken betalingsregeling wil handhaven

om de schuld netjes af te betalen. De voorzitter stelt voorop dat een betalingsregeling

een gunst is van de opdrachtgever en een regeling die onder voorwaarden kan

worden getroffen. Het is echter geen recht voor de schuldenaar. Uit het verweerschrift blijkt dat de eerder overeengekomen betalingsregeling met klager is komen te vervallen, omdat hij al langere tijd geen betalingen had verricht. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat de opdrachtgever niet akkoord wil gaan met een nieuwe betalingsregeling.

5.12 Aan de gerechtsdeurwaarder zal na te noemen maatregel worden opgelegd. Dat betekent dat hij tevens in de proceskosten ex artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet zal worden veroordeeld. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,--. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,--.

5.13 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

5.14 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,--;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,--, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,-- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.