ECLI:NL:TGDKG:2019:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/645172 DW RK 18/150

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:105
Datum uitspraak: 23-07-2019
Datum publicatie: 02-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/645172 DW RK 18/150
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. klaagster beklaagt zich er – onder meer – over dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet onjuist heeft berekend en aanpassing daarvan heeft geweigerd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juli 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/645172 DW RK 18/150 LV/SM ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde;

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 maart 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 april 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd . De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juni 2019 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 juli 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       op 8 februari 2018 is aan klaagster een vonnis van de rechtbank betekend waarbij klaagster is veroordeeld een vordering te voldoen;

-       op 13 februari 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de uitkeringsinstantie van klaagster. Dit beslag is aan klaagster op 16 februari 2018 betekend;

-       op 3 maart 2018 heeft klaagster een aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder verzonden met het verzoek de beslagvrije voet aan te passen;

-       op 28 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a)    de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet onjuist heeft berekend en aanpassing van de beslagvrije voet heeft geweigerd;

b)    zij meerdere keren telefonisch contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarder, maar dat ze de juiste persoon niet aan de lijn heeft gekregen of dat er werd gezegd dat er geen tijd is om de aanpassing (van de beslagvrije voet) te doen;

c)    zij op 3 maart 2018 de gerechtsdeurwaarder een aangetekende brief met bewijsstukken heeft verstuurd, met het verzoek binnen twee weken te reageren. Klaagster heeft hierop geen reactie gekregen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Klaagster heeft haar klacht niet ingediend tegen een specifieke gerechtsdeurwaarder, maar tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, hetgeen op grond van voornoemd artikel niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat zij verantwoordelijk is voor de behandeling van het dossier van klaagster. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van eerdergenoemd artikel oplevert

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder een verkeerde beslagvrije voet (heeft) toe(ge)past. En dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks verzoeken daartoe, deze weigert aan te passen. Ten aanzien daarvan overweegt de kamer dat indien die stelling al juist zou zijn, dat niet direct ten gevolge heeft dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn onvoldoende gesteld of gebleken. Dit is temeer aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op dat moment bij haar bekende informatie. Als deze gebrekkig is (zoals door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd), dan wel gefaseerd wordt aangeleverd, komt de gerechtsdeurwaarder niet toe aan een goede (en snelle) vaststelling van de beslagvrije voet. In dit geval heeft klaagster in de periode van 3 maart 2018 tot op 19 maart 2018 op verschillende momenten diverse bewijstukken naar de gerechtsdeurwaarder gezonden, welke van belang waren voor de vaststelling van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft, gelet op die omstandigheid (pas), op 19 maart 2019 een compleet beeld kunnen vormen van de financiële situatie van klaagster, om vervolgens op 28 maart 2019 te kunnen toe komen aan een nieuwe vastgestelde beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat als zij de stukken in één keer had ontvangen vaststelling eerder had kunnen plaatsvinden, oftewel; zij was op dit punt afhankelijk van klaagster. De gerechtsdeurwaarder merkt echter zelf op dat dit van haar kant adequater had kunnen worden opgepakt door klaagster in een eerder stadium (kort na haar brief van 3 maart 2018 bijvoorbeeld) te laten weten welke informatie de gerechtsdeurwaarder exact nodig had voor de herberekening van de beslagvrije voet.

4.4 De kamer volgt de gerechtsdeurwaarder in diens gevolgtrekking dat het anders had gemoeten, maar acht die conclusie onvoldoende om tot het oordeel te komen dat op dit punt van tuchtrechtelijk laakbaar handelen sprake is geweest. Te meer omdat – voor zover de kamer heeft kunnen vaststellen – de gerechtsdeurwaarder (slechts) heeft gehandeld naar de gegeven omstandigheden en heeft zij desondanks tot een snelle vaststelling kunnen komen, (relatief kort) nadat zij een compleet beeld heeft kunnen vormen van de financiële situatie van klaagster. Indien dit niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd voor klaagster, zal zij zich moeten wenden tot de gewone rechter.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft de stelling van klaagster uitdrukkelijk betwist en daarop aangevuld dat klaagster met twee medewerkers van het kantoor heeft gesproken (waaronder een gesprek met de gerechtsdeurwaarder zelf). Nu klaagster haar stelling niet nader heeft onderbouwd kan, tegenover deze gemotiveerde betwisting niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt.  Klaagster heeft op 3 maart 2018 een aangetekende brief verstuurd vergezeld van een berekening, loonspecificatie (incl. afschrift zorgpremie) en een huurspecificatie op bankafschriften met het verzoek binnen twee weken een schriftelijke reactie te geven en de teveel afgedragen bedragen terug te betalen. Vervolgens heeft klaagster nog twee e-mails verstuurd (op 8 maart en 15 maart 2018), waarbij de huurovereenkomst en een bewijs van een lening zijn overgelegd. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er (in elk geval) op 14 maart 2018 telefonisch contact is geweest met klaagster waarin is uitgelegd welke gegevens nodig zijn voor aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder stelt tevens bij e-mail van 19 maart 2018 informatie te hebben verzocht over zorgkosten en zorgtoeslag. Klaagster heeft daarop (op 19 maart 2018) gereageerd met de stelling dat de zorgtoeslag te zien is op haar salarisspecificatie.

4.7 Uit (schriftelijk) contact tussen partijen is niet op te maken dat een reactie is uitgebleven op de brief van klaagster. Naar het lijkt is de gerechtsdeurwaarder direct met de inhoud van de brief aan de slag gegaan en is klaagster daarop ingehaakt door (steeds) aanvullende informatie te blijven sturen. Nu klaagster in haar opvolgende e-mails (na 3 maart 2018) geen gewag heeft gemaakt van een uitblijvende reactie van de gerechtsdeurwaarder op haar aangetekende brief, heeft het er alle schijn naar dat tussentijds contact met de gerechtsdeurwaarder daaraan ten grondslag heeft gelegen.

Gelet op de het verloop, als uiteengezet onder 4.6, is op dit punt van geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen gebleken.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.