ECLI:NL:TGDKG:2019:100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/644952 / DW RK 18/140 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:100
Datum uitspraak: 12-03-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/644952 / DW RK 18/140 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen een beslissing van de voorzitter. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 maart 2018 met zaaknummer C/13/627808 / DW RK 17/443 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/644952 / DW RK 18/140 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 april 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen ingekomen op 23 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 13 maart 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 16 maart 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet in staat te zijn de behandeling bij te wonen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat a) de dossierbehandeling slecht is, volgens klager doet men maar wat en bestaat er onvoldoende kennis van het dossier; b) de beslagvrije voet niet juist wordt vastgesteld en c) er teveel gelden worden ingehouden en hetgeen te veel is ingehouden niet aan klager wordt teruggestort.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de klacht dat het dossier van klager slecht is behandeld door de gerechtsdeurwaarder, door klager niet nader is onderbouwd en door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd is weersproken. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken blijkt dat er uitvoerig met klager is gecorrespondeerd. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan niet worden vastgesteld.

5.2 Ten aanzien van de beslagvrije voet heeft de voorzitter overwogen dat uit het systeem van de wet volgt dat de beslaglegger, nadat de reden daartoe is aangetoond, rekening dient te houden met wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen. De beslagvrije voet moet dan opnieuw worden berekend en zo nodig met terugwerkende kracht worden aangepast (art. 475d, lid 7 Rv). Een juiste (her)berekening van de beslagvrije voet is in hoge mate afhankelijk van informatie die door de schuldenaar moet worden verstrekt. De schuldenaar (in dit geval: klager) is namelijk verplicht desgevraagd zijn inkomsten aan de gerechtsdeurwaarder op te geven. Die informatie is niet altijd bij de gerechtsdeurwaarder beschikbaar of vrij opvraagbaar bij derden. Veel schuldenaren zijn zich helaas in beperkte mate bewust van de aspecten die van invloed zijn op de voor hen van toepassing zijnde beslagvrije voet. Zelfs met een proactieve gerechtsdeurwaarder is niet alle informatie beschikbaar die nodig is om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen. Als om aanpassing van de vastgestelde beslagvrije voet wordt verzocht, ligt het dus op de weg van degene die dit verzoekt informatie te verschaffen op grond waarvan de beslagvrije voet kan worden aangepast. De beslagvrije voet kan pas op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder de beschikking heeft over deze informatie.

5.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken volgt dat uitvoerig met klager (en de gemeente [     ]) is gecorrespondeerd over de hoogte van de beslagvrije voet en over welke informatie de gerechtsdeurwaarder nodig had om tot een herberekening te komen. Uit de stukken volgt dat daar waar klager stukken heeft overgelegd, dit tot aanpassing van de beslagvrije voet heeft geleid. Uit de stukken blijkt ook dat klager heeft geweigerd bepaalde stukken aan de gerechtsdeurwaarder over te leggen. Dat staat klager vrij maar de gevolgen daarvan komen dan wel voor zijn rekening. Het is immers aan klager aan te tonen dat er redenen zijn om de beslagvrije voet aan te passen. Als klager dat niet doet dan kan klager de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat deze de beslagvrije voet niet aanpast.

5.4 De weigering van klager om zijn financiële situatie te onderbouwen met bewijsstukken, brengt ook mee dat zijn klacht dat er teveel zou zijn ingehouden niet door de gerechtsdeurwaarder valt te controleren. Klager stelt de gerechtsdeurwaarder niet in de gelegenheid de beslagvrije voet correct vast te stellen. De gerechtsdeurwaarder wijst er in zijn verweer terecht op dat een correcte berekening van de beslagvrije voet in het belang is van zowel de beslagene als de beslaglegger. Immers, enkel door een correcte berekening krijgt een ieder waar hij of zij volgens de wet recht op heeft. Daarvoor is het nodig dat de gerechtsdeurwaarder inzicht krijgt in de financiële situatie van klager. Uit de gevoerde correspondentie volgt dat klager herhaalde malen is verzocht daar inzage in te geven, maar dat hij weigert dat te doen. Onder deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat er teveel gelden zijn ingehouden. Ook deze klacht faalt.

5.5 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat per abuis het nieuwe adres van klager niet is verwerkt in de administratie van het kantoor. Hiervoor zijn echter excuses aangeboden. Tegenover het door klager gestelde misbruik van de inlogcode, heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat in het systeem wordt bijgehouden wanneer er wordt ingelogd met de verstrekte gebruikersnaam. Daaruit blijkt dat er vóór 18 april 2017 nimmer is ingelogd. De eerste keer dat wordt ingelogd is op 18 april 2017 om 11:39 uur. Dat is enkele minuten na de e-mail van de gerechtsdeurwaarder die aan klager is verzonden op 18 april 2017 om 11:22 uur waarbij een kopie van de brief met de inlogcodes is aangeboden. Direct daarna is de code aangepast. De voorzitter overweegt dat tegenover dit gemotiveerde verweer van de gerechtsdeurwaarder staat dat klager zijn klacht vrijwel niet heeft onderbouwd, zodat de klacht alleen al op deze grond geen doel kan treffen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zijn klacht meerdere keren uitgebreid en gespecificeerd heeft onderbouwd. Hij is gelet op de uitspraak van de voorzitter van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet alle relevante zaken en afschriften heeft aangeleverd. Klager heeft meermalen en steeds direct de gevraagde gegevens aangeleverd. Het is immers in zijn eigen belang dat een door de wet vastgestelde beslagvrije voet wordt toegepast. Aan de hand van de verstrekte gegevens had de gerechtsdeurwaarder een correcte beslagvrije voet vast kunnen stellen. De gerechtsdeurwaarder had het adres van klager moeten controleren. In andere gevallen weet de gerechtsdeurwaarder exact hoe te handelen. Daar komt bij dat de gerechtsdeurwaarder, mede door zijn contact met de gemeente [     ], al maanden wist dat klager was verhuisd van [     ] naar [     ]. De gerechtsdeurwaarder heeft vertrouwelijke en belastende informatie naar het adres van de ex-vriendin van klager verzonden.

6.2 Klager is van mening dat hij, mede door het wanbeleid en het ondeugdelijk functioneren van de gerechtsdeurwaarder in de financiële problemen is geraakt. Er is vijftien maanden geen beslagvrije voet toegepast, waardoor klager in die periode slechts € 455,00 per maand aan inkomsten had, terwijl de huisvesting in die periode hem maandelijks € 749,95 kostte. Klager verwacht alsnog dat hij door de gerechtsdeurwaarder schadeloos wordt gesteld voor de bedragen die door hem teveel zijn ingehouden, te vermeerderen met de wettelijke rente kosten en interesten vanaf de datum van het ingestelde bezwaar door klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerde gronden geen nieuwe gezichtspunten opleveren.  De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. Over de over te leggen bewijsstukken die nodig waren voor aanpassing van de beslagvrije voet is uitvoerig met klager gecorrespondeerd. Als die bewijsstukken dan niet worden toegezonden dan houdt het op. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, en mr E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.