ECLI:NL:TAHVD:2019:57 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180295

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:57
Datum uitspraak: 03-05-2019
Datum publicatie: 08-08-2019
Zaaknummer(s): 180295
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen beslissing van voorzitter hof niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

BESLISSING                                   

van 3 mei 2019

in de zaak 180295

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD VAN DISCIPLINE

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 27 maart 2018 in de zaak 17-890/DH/RO. Deze beslissing is op 27 maart 2018 aan partijen toegezonden. De voorzitter van de raad heeft de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard.

1.2    Klager heeft verzet ingesteld tegen die beslissing van de voorzitter. Bij beslissing van 24 september 2018 heeft de raad het verzet gegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Deze beslissing is op 28 september 2018 aan partijen toegezonden.

1.3    De beslissing van de voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2018:76. De beslissing van de raad is (nog) niet gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

2    DE PROCEDURE IN HOGER BEROEP BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE

2.1    Het beroepschrift waarbij klager van de beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 30 oktober 2018 per e-mail door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    De voorzitter van het hof heeft het hoger beroep van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 26 november 2018. Deze beslissing is op 26 november 2018 aan partijen toegezonden. De beslissing van de voorzitter van het hof is (nog) niet gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

2.3    Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van het hof. Dit verzetschrift is op 11 december 2018 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

-    het dossier van de raad;

-    de brief van verweerder aan de griffie van het hof van 27 november 2018;

-    de brief van verweerder aan de griffie van het hof van 25 februari 2019;

-    de brief van klager aan de griffie van het hof van 25 februari 2019.

2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 maart 2019. Klager en verweerder zijn niet bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Zij hebben het hof voorafgaand aan de zitting schriftelijk geïnformeerd over hun afwezigheid. 

3    BEOORDELING

3.1    Het hof moet allereerst beoordelen of het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ontvankelijk is. Artikel 56 b lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de voorzitter tot kennelijke niet-ontvankelijkverklaring schriftelijk verzet kan worden gedaan binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van die beslissing. Het staat vast dat de griffie van het hof op maandag 26 november 2018 een afschrift van de  beslissing aan partijen heeft toegezonden. Dat betekent dat het schriftelijke verzet tegen die beslissing uiterlijk op maandag 10 december 2018 bij het hof kon worden ingediend.

3.2    Hoewel de brief waarbij klager verzet heeft ingesteld, is voorzien van de datum 7 december 2018 is deze brief niet eerder dan op dinsdag 11 december 2018 door de griffie van het hof ontvangen. Op dat moment was de in 3.1 vermelde termijn om verzet in te stellen dus verstreken. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze termijnoverschrijding niet aan klager kan worden toegerekend, is het hof van oordeel dat het verzet te laat is gedaan. Daaruit volgt dat het verzet niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het hof van 26 november 2018 in de zaak 180295 niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. V. Wolting, I.P.A. van Heijst, M.P.C.J. van Bavel en E.J. Numann, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2019.

griffier    voorzitter  

De beslissing is verzonden op 3 mei 2019.