ECLI:NL:TAHVD:2019:244 Hof van Discipline 's Gravenhage 190144

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:244
Datum uitspraak: 30-07-2019
Datum publicatie: 18-01-2024
Zaaknummer(s): 190144
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 30 juli 2019

in de zaak 190144

in de klachtzaak van:

klager


tegen:

deken

1 HET VERZOEK

De voorzitter van het hof verwijst naar de berichten d.d. 20 mei (2), 29 mei (2), 3 juni, 5 juni (4), 25 juni, 8 juli 11 en 17 juli 2019 met bijlagen van klager. Hierin verzoekt klager zijn klacht over de deken voor onderzoek en behandeling te verwijzen, bij voorkeur naar de Raad van Discipline in het arrondissement Amsterdam.

2 DE BEOORDELING

2.1     De voorzitter stelt vast dat de klacht van klager twee onderdelen inhoudt. De klacht betreft (i) de wijze waarop de deken een klacht van klager over de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (verder: de deken Rotterdam) afhandelt en (ii) het feit dat de deken de klacht van klager over mr. M  over de gang van zaken rondom de afwikkeling van de schadeclaim van klager niet in behandeling neemt.

2.2     De voorzitter is van oordeel dat het eerste klachtonderdeel niet voor verwijzing in aanmerking komt. Klager is voor een tweede maal ontevreden over de behandeling van zijn klacht in hetzelfde dossier, waarin de voorzitter de klacht onder nummer 190063 heeft verwezen naar deze deken. De stelling van klager dat de deken ten onrechte heeft geschreven dat klager geen reactie heeft gegeven, is, voor zover al juist van onvoldoende gewicht om voor een tweede keer in hetzelfde dossier in aanmerking te komen voor een verwijzing. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat als klager het niet eens is met de afhandeling van de dekenklacht door de deken, hij de deken kan vragen het klachtdossier (i.c. over de deken Rotterdam) door te geleiden naar de raad van discipline voor behandeling door de tuchtrechter. De tuchtrechter vormt immers een zelfstandig oordeel over de klacht.

2.3     Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht, stelt de voorzitter vast dat de deken klager op onder meer 6 en 17 december 2018 en 5 februari  en 15 mei 2019 heeft bericht in reactie op de klacht over (advocaten van) M Advocaten. Daaruit blijkt dat de deken in die tuchtklacht voor hem geen rol ziet weggelegd. De klacht over mr. M en M Advocaten is volgens de deken civielrechtelijk van aard en de tuchtrechtelijke aspecten van deze kwestie zijn door de tuchtrechter reeds onherroepelijk afgedaan.

2.4     De voorzitter stelt in dit verband ook vast dat klager onder meer de volgende tuchtprocedures heeft gevoerd over de gang van zaken rondom zijn schadeclaim tegen (advocaten van) M Advocaten:

- Klager heeft een tuchtklacht tegen mr. A.M. M en M Advocaten ingediend. Deze klacht heeft geleid tot de beslissing 27 januari 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch (verder: de raad), waarin klager niet-ontvankelijk is verklaard.

- In hoger beroep tegen deze beslissing heeft het Hof van Discipline bij beslissing van d.d. 25 augustus 2014 de klacht van klager niet-ontvankelijk verklaard.

- Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen M Advocaten. Deze klacht heeft geleid tot de beslissing d.d. 5 januari 2015 van de voorzitter van de raad, waarin de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk is afgewezen.

- Tegen deze beslissing heeft klager verzet ingesteld, dat door de raad bij beslissing van 19 oktober 2015 ongegrond is verklaard.

2.5       De voorzitter is van oordeel dat de deken, gezien voormelde voorgeschiedenis van klager, op adequate en overtuigende wijze heeft toegelicht waarom hij de klacht van klager niet in behandeling neemt. Het moet klager inmiddels duidelijk zijn dat zijn schadeclaim tegen (de advocaten van) het kantoor M Advocaten een civielrechtelijke kwestie betreft en dat de tuchtprocedure, zoals die in de Advocatenwet is neergelegd, niet voor civielrechtelijke kwesties is bedoeld. Door desondanks steeds opnieuw klachten over advocaten en dekens te blijven indienen in de civielrechtelijke kwestie van de schadeclaim, maakt klager misbruik van het klachtrecht uit de Advocatenwet. De voorzitter zal daarom het verzoek tot verwijzing met betrekking tot het tweede klachtonderdeel wegens misbruik van recht afwijzen. Verder moet verzoeker er nota van nemen dat eventuele vervolgverwijzingsverzoeken die zien op de gang van zaken rondom de schadeclaim tegen (advocaten van) M Advocaten of aanverwante kwesties om deze reden niet meer in behandeling zullen worden genomen.

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

  • wijst af het verzoek van klager om verwijzing van zijn klachten voor onderzoek en behandeling naar een deken van een andere Orde van Advocaten.

Aldus beslist op 30 juli 2019door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 31 juli 2019.