ECLI:NL:TADRSHE:2019:114 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-446/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:114
Datum uitspraak: 29-07-2019
Datum publicatie: 31-07-2019
Zaaknummer(s): 19-446/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat vrij het standpunt van zijn cliënt te verwoorden. Niet gebleken dat advocaat heeft gelogen. Klacht over intimidatie van de dochter van klager is niet-ontvankelijk. Klacht ged. kennelijk ongegrond en ged. kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van  29   juli 2019

in de zaak 19-446/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 10 juli 2019 met kenmerk K19-025, door de raad per email ontvangen op 10 juli 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Klagers waren verwikkeld in een huurgeschil met de heer X. Verweerder heeft X in dit geschil bijgestaan.

1.2      Verweerder heeft op 27 februari 2019 telefonisch contact opgenomen met de dochter van klagers. Klagers hebben naar aanleiding van dit telefoongesprek op 27 februari 2019 een email met een klacht over het optreden van verweerder tijdens het telefoongesprek met hun dochter aan het kantoor van verweerder verzonden. Klager heeft hierop gereageerd per email van 28 februari 2019.

1.3      Op 2 maart 2019 heeft bij de betreffende woonruimte een gesprek tussen de cliënt van verweerder en klagers plaatsgevonden. Partijen verschillen van mening over de inhoud en het verloop van dit gesprek. Verweerder heeft zich per email van 5 maart 2019 namens zijn cliënt tot klagers gewend en het standpunt van zijn cliënt verwoord. Verweerder heeft klagers in de gelegenheid gesteld om de sleutels van de betreffende woonruimte op zijn kantoor op te halen.

1.4      Per webformulier d.d. 5 maart 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder zonder tussenkomst van de rechter betaling van een schadebedrag van € 250,- als voorwaarde heeft verbonden aan de teruggave van de sleutels van de gehuurde woning;

2.    verweerder de dochter van klagers heeft geïntimideerd;

3.    verweerder heeft gelogen.

3             VERWEER

3.1      Verweerder heeft het belang van zijn cliënt gediend en geniet daarin een ruime vrijheid van handelen.

3.2      Verweerder heeft niemand geïntimideerd en niet gelogen. Verweerder heeft zich tijdens het telefoongesprek met de dochter van klagers niet onprofessioneel gedragen en niet gezegd dat hij haar elke dag lastig zou vallen. Het telefoongesprek werd op een normale manier beëindigd.

3.3      Klagers hebben geen eigen belang bij de klachtonderdelen 2 en 3. Deze onderdelen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel 1.

4.2      Vast staat dat verweerder zich per e-mails van 28 februari en 5 maart 2019 tot klagers heeft gewend en het standpunt van zijn cliënt, waaronder diens recht op terugbetaling van de waarborgsom van €500,- en betaling van een schadebedrag van € 250,-,  heeft verwoord. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënt in zakelijke bewoordingen verwoord. Het kan zo zijn dat de uitlatingen van verweerder klagers niet welgevallig waren, maar dit betekent niet dat verweerder de grens die hem als advocaat van de wederpartij jegens klagers vrijstond heeft overschreden. Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Voor zover klagers zich hiermee niet konden verenigen lag het op de weg van klagers zich hiertegen te verweren.  Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de belangen van klagers nodeloos heeft geschaad, noch dat hij zich nodeloos grievend jegens klagers heeft uitgelaten. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad onderdeel 2

4.3      In het tweede onderdeel verwijten klagers dat verweerder hun dochter heeft geïntimideerd, wat door verweerder wordt betwist. Wat hiervan ook moge zijn, de voorzitter stelt vast dat door de dochter van klagers geen klacht over het optreden van verweerder is ingediend, terwijl klagers, nu dit onderdeel enkel betrekking heeft op gedragingen van verweerder jegens hun dochter,  bij dit onderdeel van de klacht geen eigen belang hebben. De voorzitter zal klagers in dit onderdeel van de klacht dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

Ad onderdeel 3

4.4      De voorzitter begrijpt dit onderdeel van de klacht aldus dat klagers verweerder verwijten dat hij heeft gelogen, omdat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hij diverse malen heeft geprobeerd klagers te bellen, maar dat zij nooit zijn gebeld en dat hij voorts ten onrechte stelde dat hij noch zijn cliënt over het emailadres van klagers beschikte, terwijl zijn cliënt wel over het emailadres van klagers beschikte en verweerder dit emailadres bovendien heel eenvoudig via google had kunnen achterhalen. Verweerder stelt dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met de dochter van klagers omdat zowel zijn cliënt als hijzelf klagers telefonisch niet hadden kunnen bereiken en dat zijn cliënt niet beschikte over het emailadres van klagers.

4.5      Verweerder mocht afgaan op de mededeling van zijn cliënt dat deze niet beschikte over het emailadres van klagers. Gelet op de inhoud van de brief van 14 februari 2019 van klagers aan de cliënt van verweerder en het spoedeisende belang van zijn cliënt -klagers hadden de huur immers per 1 maart 2019 opgezegd- is het niet onbegrijpelijk dat verweerder telefonisch contact heeft opgenomen met de dochter van klagers met het verzoek hem met klagers in verbinding te stellen. Nu partijen van mening verschillen of verweerder al dan niet eerst heeft geprobeerd klagers telefonisch te bereiken en niet kan worden vastgesteld welke lezing het meest aannemelijk is, kan evenmin worden vastgesteld dat verweerder hierover heeft gelogen. Ter zake valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.  

4.6       Op grond van het voorgaande zal de voorzitter, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, de onderdelen 1 en 3 klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren en klachtonderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, de onderdelen 1 en 3 van de klacht, kennelijk ongegrond en onderdeel 2 van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk .

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet,   voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op    29    juli 2019.

Griffier                                                                        Voorzitter