ECLI:NL:TADRSGR:2019:86 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-1017/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:86
Datum uitspraak: 27-03-2019
Datum publicatie: 28-05-2019
Zaaknummer(s): 18-1017/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  27 maart 2019

in de zaak 18-1017/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 6 december 2018 met kenmerk K150 2018 ar/ak, door de raad ontvangen op 7 december 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijsten vermelde inhoudelijke en procedurele stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Op 9 december 2012 is de vader van klager (hierna: erflater) gestorven.

1.2    Op 4 februari 2013 heeft klager een “verklaring/volmacht” ondertekend, waarbij hij de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard en zijn moeder heeft gevolmachtigd om hem te vertegenwoordigen “ter zake het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 BW over de nalatenschap, alsmede ter zake van de vereffening van de ontbonden gemeenschap van goederen/nalatenschap van de overledene”.

1.3    Verweerster heeft de moeder van klager bijgestaan bij een geschil tussen haar en klager over de nalatenschap, waarbij klager zijn moeder had gedagvaard. Verweerster heeft namens de moeder een vordering in reconventie ingesteld in die procedure.

1.4    Op 4 februari 2015 heeft verweerster het volgende geschreven aan de advocaat van klager:

“(…) Hierbij bericht ik u dat cliënte, [de moeder van klager], niet meer in gesprek wenst te gaan met uw cliënt.

Ik reken erop dat uw cliënt hier begrip voor zal hebben en haar niet meer hiertoe zal benaderen. (…)”

1.5    Op 1 juni 2016 heeft de rechtbank vonnis gewezen in het geschil tussen klaagster en zijn moeder. Uit het vonnis blijkt dat de vordering in conventie is ingetrokken omdat partijen daarover overeenstemming hebben bereikt. De rechtbank heeft klager veroordeeld in reconventie om binnen vijf dagen na het vonnis medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris.

1.6    Op 3 november 2017 heeft de notaris in verband met de afwikkeling van de nalatenschap een conceptakte van verdeling en een volmacht ter ondertekening naar klager gezonden.

1.7    Op 19 april 2018 heeft de notaris een e-mail gestuurd naar klager met het verzoek om contact op te nemen “voor de afstemming over de inhoud van de (…) toegezonden concept akte van verdeling en de termijn waarop deze akte kan worden verleden”. De notaris heeft verder onder meer geschreven:

“(…) met [verweerster], advocaat van uw moeder, had ik vanochtend contact. Zij informeerde mij over de gevolgen uwerzijds indien de gang naar de rechtbank opnieuw moet worden gemaakt om het effectueren van de juridische verdeling af te dwingen. In mijn beleving zou deze route voorkomen moeten en kunnen worden. (…)”

1.8    Tussen de notaris en klager zijn in (in ieder geval) juni en juli 2018 diverse e-mails gewisseld met de verdeling van de nalatenschap als onderwerp.

1.9    Op 25 en 28 juni 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de fatale termijn zoals omschreven in het vonnis van 1 juni 2016 laten verstrijken en is aldus nalatig geweest.

b)    Verweerster heeft de termijn bedoeld in artikel 4:16 Burgerlijk Wetboek laten verstrijken.

c)    Verweerster heeft klaagster onder druk gezet om de akte van verdeling te ondertekenen en heeft gedreigd met een rechtszaak om ondertekening af te dwingen.

d)    Verweerster heeft de afwikkeling van de nalatenschap bewust en onnodig vijf jaar getraineerd.

e)    Verweerster heeft klager onder druk gezet door te dreigen met rechtszaken en het dringende verzoek “te tekenen voor een niet onderbouwd te late waardering”. Verweerster heeft “bewust gepoogd” om klager “te benadelen in [zijn] geldvordering”.

f)    Verweerster heeft klager “belemmerd bij de vaststelling van de geldvordering bij de notaris en bewust de gestelde termijn uit het vonnis van 1 juni 2016 laten verstrijken, zodat [zijn] geldvordering niet is vastgesteld bij de notaris”.

g)    Klager verwijt verweerster “de kernwaarden van iedere advocaat niet in acht te nemen zoals die beschreven staan in de Advocatenwet onder Artikel 10a”. Klager verwijt verweerster “niet integer te handelen, niet deskundig te zijn, en partijdig bij de behartiging van niet gerechtvaardigde belangen van haar cliënte, zoals bedoeld in artikel 10a 1 bcd van de Advocatenwet”.

h)    Volgens klager heeft verweerster de laatste wil van erflater niet gerespecteerd. Zij heeft de afwikkeling van de nalatenschap getraineerd. Verweerster heeft de belangen van klager geschaad door hem “onder druk te zetten om akkoord te gaan met een lage waardering, om [klager] € 133.000,- te benadelen”.

2.2    Volgens klager heeft verweerster de afwikkeling van de nalatenschap bewust vijf jaar getraineerd. Zij heeft gedreigd met rechtszaken, heeft klager willens en wetens benadeeld in zijn geldvordering en belemmerd in de vaststelling van zijn geldvordering op de notaris.

2.3    Klager verzoekt om schrapping van verweerster en om toekenning van een schadevergoeding van € 5000,-

2.4    De stellingen die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

3    VERWEER

3.1    Volgens verweerster heeft de moeder van klager haar pas een jaar en negen maanden na het overlijden van erflater om bijstand verzocht. De moeder van klager heeft verweerster na het vonnis van 1 juni 2016 meegedeeld de kwestie verder af te handelen via de notaris. De moeder van klager heeft haar opdracht aan verweerster toen beëindigd. Vanaf dat moment heeft het verdere verloop van de kwestie zich buiten de waarneming van verweerster voltrokken. Verweerster heeft erop gewezen dat zij de moeder van klager na het vonnis en voor het beëindigen van de opdracht goed heeft voorgelicht over wat bij de notaris geregeld moest worden.

3.2    Verweerster heeft betwist dat zij de termijn uit artikel 4:16 BW heeft laten verstrijken, voor zover deze al van toepassing is.

3.3    In of omstreeks april/mei 2018 heeft de moeder van klager weer contact opgenomen met verweerster. Volgens de moeder weigerde klager mee te werken aan het ondertekenen van de akte van verdeling. De moeder van klager heeft verweerster verzocht om, indien nodig, een procedure voor het vervolg van de zaak in te stellen. Verweerster en een kantoorgenoot hebben vervolgens driemaal telefonisch contact gehad met de notaris. Verweerster heeft betwist dat zij klager onder druk heeft gezet om de akte van verdeling te ondertekenen.

3.4    Verweerster heeft erop gewezen dat zij in de procedure slechts de belangen van de moeder van klager heeft behartigd en dat haar daarbij een grote mate van vrijheid toekwam. Bij het gebruik van die vrijheid heeft verweerster binnen de grenzen van het toelaatbare gehandeld.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    De voorzitter zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3    De klachten van klager komen er in de kern op neer dat verweerster de afwikkeling van de nalatenschap van erflater heeft belemmerd en dat zij de belangen van klager daarmee onnodig en onevenredig heeft geschaad. De voorzitter is van oordeel dat klager deze klacht onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd en dat de klacht kennelijk ongegrond is. De voorzitter licht dit als volgt toe.

4.4    Verweerster heeft de moeder van klager bijgestaan in een door klager tegen zijn moeder ingestelde procedure. De voorzitter begrijpt dat klager zich op het standpunt stelt dat verweerster de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater heeft belemmerd door niet met hem in gesprek te gaan.

4.5    Vaststaat dat verweerster op 4 februari 2015, tijdens de procedure tussen klaagster en zijn moeder, aan de advocaat van klager kenbaar heeft gemaakt dat klagers moeder niet meer in gesprek wilde met klager. Deze mededeling valt binnen de vrijheid die verweerster toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze die haar goeddunkt. Gesteld noch gebleken is dat verweerster de communicatie tussen klager en zijn moeder, die ook kan verlopen via de wederzijdse advocaten, heeft belemmerd op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt.

4.6    Na afloop van de procedure heeft de moeder van klager volgens de onweersproken stelling van verweerster de opdracht aan verweerster beëindigd.

4.7    De voorzitter begrijpt uit de stellingen van klager dat hij zich op het standpunt stelt dat het vervolg van de verdelingskwestie na het vonnis van 1 juni 2016 niet is verlopen op de door hem gewenste wijze. Omdat verweerster geen betrokkenheid meer had bij de kwestie tussen juni 2016 en medio 2018 valt zonder uitleg, die heeft klager niet gegeven, niet te begrijpen op welke wijze verweerster daarvan een verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter heeft hierbij in aanmerking genomen dat verweerster, volgens haar onweersproken verklaring, haar cliënte na het vonnis heeft voorgelicht.

4.8    Omstreeks april 2018 heeft de moeder van klager verweerster benaderd in verband met advies of bijstand bij de voortzetting van de verdelingskwestie. Verweerster heeft volgens haar onweersproken stelling contact opgenomen met de notaris. Zij heeft geen contact gehad met klager zelf. Uit de hiervoor in 1.7 bedoelde e-mail van 19 april 2018 blijkt dat tussen verweerster en de notaris de mogelijkheid van het instellen van een procedure is besproken. Van ongeoorloofde dreiging of druk jegens klager blijkt echter niet en klager heeft zijn klacht op dat punt onvoldoende feitelijk onderbouwd.

4.9    De slotsom is dat klager zijn stelling dat verweerster de verdeling van de nalatenschap heeft belemmerd en zich aldus jegens hem heeft gedragen op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.

4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

4.11    Reeds gelet op deze kennelijke ongegrondheid kan van het toekennen van een schadevergoeding geen sprake zijn.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 27 maart 2019.