ECLI:NL:TADRSGR:2019:82 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-762/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:82
Datum uitspraak: 25-02-2019
Datum publicatie: 28-05-2019
Zaaknummer(s): 18-762/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
  • Onvoorwaardelijke schorsing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft geen uitvoering gegeven aan de opdracht van klager om schadevergoeding te vragen. Klager is daardoor benadeeld. Mede gelet op het feit dat verweerder niet heeft gereageerd op de klacht en op het tuchtrechtelijk verleden van klager acht de raad de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken passend.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 25 februari 2019

in de zaak 18-762/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 september 2018 met kenmerk R 2018/67 cij/mb, door de raad ontvangen op 7 september 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2018. Verweerder is zonder bericht niet ter zitting verschenen. Klager heeft te kennen gegeven dat hij geen toestemming heeft gekregen van de directeur van de PI om de zitting bij te wonen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager is in 2016 enige tijd gedetineerd geweest.

2.2    Klager heeft verweerder gevraagd om namens hem een schadevergoeding  te vorderen in verband met deze detentie.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij meerdere malen heeft gezegd dat hij met de zaak bezig was, maar dat hij in werkelijkheid niets heeft gedaan.

3.2    Klager heeft ter onderbouwing van zijn klachten Whatsapp berichten tussen zijn moeder en verweerder overgelegd, waaruit volgens klager blijkt dat hij regelmatig heeft geïnformeerd naar de stand van zaken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft in het onderzoek door de deken en bij de raad geen verweer gevoerd.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft de klacht niet weersproken. Hij heeft geen (schriftelijk) verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen. Nu klager de verwijten die hij verweerder maakt voldoende heeft onderbouwd, gaat de raad uit van de juistheid van de stellingen van klager.

5.2    Met de verweten gedragingen heeft verweerder gehandeld in strijd met de op hem rustende plicht om de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen, om zich te houden aan afspraken met zijn cliënt en om zijn cliënt (schriftelijk) op de hoogte te brengen van belangrijke informatie. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft aldus niet de zorg betracht die hij als advocaat had moeten betrachten en hij heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft geen uitvoering gegeven aan de opdracht van klager om schadevergoeding te vragen. Klager is daardoor benadeeld. Mede gelet op het feit dat verweerder niet heeft gereageerd op de klacht en op het tuchtrechtelijk verleden van klager acht de raad de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet  verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)  € 500 kosten van de Staat.

7.3     Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, R. de Haan en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2019.