ECLI:NL:TADRSGR:2019:62 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-587/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:62
Datum uitspraak: 08-04-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Zaaknummer(s): 18-587/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Citeren uit confraternele correspondentie, klacht gegrond, maar van onvoldoende gewicht omdat de betreffende correspondentie slechts ging over de procedurele kant van de zaak.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 8 april 2019

in de zaak 18-587/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

(…)  B.V.

gevestigd te (…)

klaagster

vertegenwoordigd door drs. V.A. T(…)

over:

(…)

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 12 juli 2018 met kenmerk R 2018/45 edl/dh, door de raad ontvangen op 13 juli 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2019 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is ondanks behoorlijke oproeping niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster heeft een geschil met G. Holding, in welk kader een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt. G. Holding werd aanvankelijk bijgestaan door mr. B, waarna verweerder de zaak heeft overgenomen.

2.2    Op 18 oktober 2017 heeft verweerder zich met een H2-formulier bij het hof als advocaat voor G. Holding gesteld. Met een H5-formulier van dezelfde datum heeft hij een uitstel verzocht.

2.3    Op 25 oktober 2017 te 15.51 uur heeft verweerder een e-mail aan het gerechtshof Den Haag gestuurd waarbij hij zich voor G. Holding heeft gesteld. In deze e-mail heeft verweerder verder het volgende opgemerkt:

“(...) In dat telefoongesprek heeft mr. K., kort gezegd, ingestemd met een uitstel ter rolle van 24 oktober. Op woendag 18 oktober is bij uw hof het H2- en H5-formulier ingediend. Met haar e-mailbericht van dezelfde dag om 15.49 uur heeft mijn secretaresse (...) mr. K. op de hoogte gebracht van het bericht aan uw hof (...). De volgende ochtend heeft mr. K. nog gereageerd (...).

Uit met name het e-mailbericht van 19 oktober, waarin mr. K. opmerkt: “Dank voor de stukken.” blijkt dat hij op 17 oktober in het telefoongesprek zijn consent heeft gegeven aan het uitstel, zoals verzocht.”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    gedragsregel 12 (oud) heeft overtreden door in zijn mail aan het gerechtshof Den Haag d.d. 25 oktober 2017 te citeren uit confraternele correspondentie en deze ook over te leggen;

b)    gedragsregel 30 (oud) heeft overtreden door in dezelfde e-mail aan het gerechtshof Den Haag  onjuiste informatie te verstrekken door ten onrechte te stellen dat de advocaat van klaagster in het verzochte uitstel zou hebben bewilligd;

c)    gedragsregel 5 (oud) heeft overtreden door zijn eigen belang te laten prevaleren.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Verweerder heeft ten verwere aangevoerd dat het hem onder de gegeven omstandigheden vrij stond te citeren uit confraternele correspondentie en deze ook over te leggen. De raad volgt hem daarin niet. Gedragsregel 12 (oud) bepaalt dat confraternele correspondentie ook in spoedeisende gevallen uitsluitend mag worden overgelegd c.q. geciteerd na toestemming van de wederpartij dan wel, indien deze ontbreekt, na advies van de deken. Daar staat tegenover dat de door verweerder aan het hof toegezonden en geciteerde correspondentie vrijwel uitsluitend ziet op de procedurele kant van de zaak zodat naar het oordeel van de raad de klacht in zoverre van onvoldoende gewicht is.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerder meende dat hem door de advocaat van klager telefonisch toestemming is gegeven voor een uitstel. Dit is nadien door de advocaat van klager betwist in een e-mail aan het hof. Deze e-mail is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat verweerder onjuiste informatie aan het hof heeft verstrekt. Dit geldt temeer nu de advocaat van klager bij eerdere e-mail wel richting verweerder heeft gereageerd omtrent de ontvangst van het bewuste H-formulier, maar daarbij niet heeft aangegeven dat de inhoud daarvan onjuist was.

5.3    Gelet op het voorgaande kan de raad niet vaststellen dat het verwijt van klager aan verweerder op dit punt terecht is. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    De raad stelt voorop dat het klachtrecht op basis van de Advocatenwet uitsluitend bedoeld is voor diegene die door het handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Het belang van klaagster in haar hoedanigheid van wederpartij is in dezen slechts een afgeleid belang. Zij kan in dit klachtonderdeel naar het oordeel van de raad derhalve niet worden onvangen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c);

-    verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, en mrs. M.P. de Klerk, J. Nijhuis, A. Schaberg en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 april 2019.