ECLI:NL:TADRSGR:2019:53 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-986/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:53
Datum uitspraak: 06-03-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Zaaknummer(s): 18-986/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft klager in drie procedures bijgestaan. Onvoldoende is gebleken dat verweerster zich jegens klager niet integer of onbehoorlijk heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat de adviezen van verweerster onbegrijpelijk of onjuist waren. Klacht kennelijk ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 6 maart 2019

in de zaak 18-986/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 26 november 2018 met kenmerk R 2018/95 cij/mb, door de raad ontvangen op 27 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster is in 2016 en 2017 in drie kwesties als advocaat voor klager opgetreden, te weten in een geschil met het CJIB omtrent een beslaglegging, een geschil met Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. omtrent een overstap naar een andere zorgverzekeraar en een geschil met Veilig Thuis Rijnmond ter zake van een zich aldaar bevindend dossier waaruit klager informatie wilde verkrijgen.

1.2    In de kwestie betreffende het CJIB heeft verweerster geoordeeld dat de handelwijze van de beslagleggend deurwaarder correct was aangezien er sprake was van een betalingsachterstand. In de kwestie betreffende de overstap naar een andere zorgverzekeraar heeft verweerster een kort geding gevoerd. Bij vonnis van 28 juni 2017 zijn de vorderingen van klager afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Uit het verweer van de verzekeraar bleek dat ook in deze kwestie sprake was van een – door klager niet aan verweerster gemelde – betalingsachterstand, welke op zichzelf reeds aan toewijzing van de vordering van klager in de weg zou staan. Verweerster heeft klager op de risico’s van voortzetting van de procedure gewezen, maar klager wilde deze toch voortzetten. In de kwestie met Veilig Thuis heeft verweerster een – tevergeefse - poging gedaan met een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur, teneinde op die wijze mogelijk een opening voor een procedure te creëren. Toen dat niet tot het gewenste resultaat leidde heeft zij klager laten weten geen juridische mogelijkheden te zien om het dossier op te vragen.

1.3    Bij brief van 31 mei 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de drie hiervoor genoemde kwesties de belangen van klager niet althans niet juist heeft behartigd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna zo nodig zal ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een client te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar hij bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan.

4.2    De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor komt te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van zijn opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de client daarover. De client dient door zijn advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen de processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

4.3    Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de door klager overgelegde stukken niet, althans onvoldoende, dat verweerster zich jegens hem niet integer of onbehoorlijk heeft opgesteld. Evenmin blijkt daaruit dat de adviezen en/of het optreden van verweerster onbegrijpelijk of onjuist waren.

4.4    Ten aanzien van de kwestie met het CJIB heeft verweerster onweersproken gesteld dat er sprake bleek te zijn van een betalingsachterstand, waarvan klager geen melding had gemaakt en die het optreden van de deurwaarder alleszins rechtvaardigde.

4.5    Ook ten aanzien van de kwestie met de zorgverzekeraar bleek sprake van een door klager niet gemelde betalingsachterstand die het handelen van de verzekeraar rechtvaardigde en dus aan een succesvolle afoop van een procedure in de weg stond. Zou verweerster terzake derhalve al voortvarender te werk zijn gegaan – voor zover dat mogelijk zou zijn geweest – dan zou dat voor klager niet tot een voor klager positieve(re) uitkomst hebben geleid.

4.6    In de kwestie met Veilig Thuis is naar het oordeel van de voorzitter evenmin sprake van tekortschieten van verweerster. Klager concretiseert ook niet waarin dat tekortschieten zou bestaan maar volstaat met de stelling dat verweerster “heel wat te verwijten valt”. Het is weliswaar juist dat een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur weinig zin had, maar van enig voor klager daaruit voortvloeiend nadeel is de voorzitter niet gebleken.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 6 maart 2019.