ECLI:NL:TADRSGR:2019:42 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-465/DH/RO 18-846/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:42
Datum uitspraak: 01-04-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Zaaknummer(s):
  • 18-465/DH/RO
  • 18-846/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt doordat zij meermalen heeft geprobeerd om vertrouwelijke informatie over klaagster bij een derde op te vragen. Gelet op de ernst van deze verwijtbare (elkaar opvolgende) gedragingen en in aanmerking nemend de afwezigheid van een tuchtrechtelijk verleden van verweerster, acht de raad voor elke klachtzaak afzonderlijk een maatregel van waarschuwing passend en geboden. De raad neemt daarbij  ook in aanmerking dat verweerster (ook ter zitting) niet heeft willen of kunnen inzien dat haar handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 1 april 2019

in de zaken 18-465/DH/RO en 18-846/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

gemachtigde mr. van den B.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In zaak 18-465

1.1    Bij brief met bijlagen van 2 januari 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 28 mei 2018 met kenmerk R 2018/35 edl/cij/mb, door de raad ontvangen op 29 mei 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

    In zaak 18-846

1.3    Bij brief met bijlagen van 1 juni 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een (aanvullende) klacht ingediend over verweerster.

1.4    Bij brief aan de raad van 24 oktober 2018 met kenmerk R 2018/84 edl/mb, door de raad ontvangen op 25 oktober 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht

In beide zaken

1.5    De klachten zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2019 in aanwezigheid van klaagster, verweerster en de gemachtigde van  verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennis genomen van de van de deken ontvangen klachtdossiers.

2    FEITEN

In beide zaken

Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster is met haar ex-partner (hierna: de man) verwikkeld (geweest) in diverse gerechtelijke procedures. Klaagster wordt bijgestaan door mr. D.

2.2    Verweerster treedt in de gerechtelijke procedures tussen klaagster en de man op als advocaat van de man.

In zaak 18-465

2.3    Bij brief van 14 november 2017 heeft mr. D. verweerster het volgende geschreven:

“(...) Naar aanleiding hiervan bericht ik u als volgt. Op 5 januari 2017 heeft de mondelinge behandeling in kort geding plaatsgevonden tussen partijen, waarbij u als advocaat, [de man] hebt bijgestaan. Bij voorlezing van uw pleitnota heeft ondergetekende, na de eerste dan wel de tweede alinea ingegrepen en u medegedeeld dat u zich onnodig grievend hebt uitgelaten over cliënte, waar u stelde dat zij zich baseerde op: “één grote leugen". Daarop heeft de voorzieningenrechter de regie in handen genomen en u gemeld niet te begrijpen waarom zoveel niet ter zake doende producties waren ingebracht. Vervolgens werd een schikking bereikt. (…)

Aan de waarschuwing, zoals ik u deze heb gegeven op 5 januari laat u zich niets gelegen liggen, daar u in voormelde conclusie, wederom, in strijd met hoe het een advocaat betaamt, zich wederom, herhaaldelijk zelfs, onnodig grievend uitlaat omtrent mijn cliënte. (…)”

In zaak 18-846

2.3    Bij (ongedateerde) e-mail heeft klaagster haar budgetcoach het volgende geschreven:

“(…) Het klopt toch dat [verweerster] jou tweemaal heeft gebeld om een schuldenoverzicht op te vragen en jij dit tot tweemaal toe heb geweigerd i.v.m. mijn privacy? Ook heeft ze jou toch nooit gebeld om een regeling te treffen, alleen maar om gegevens van mij op te vragen?

2.4    In reactie daarop heeft de budgetcoach klaagster de volgende (ongedateerde) e-mail verstuurd:

“(…) [verweerster] heeft mij diverse malen gebeld met de vraag wie jouw schuldeisers zijn (…)”

2.5    Bij e-mail van 19 mei 2016  heeft klaagster haar budgetcoach het volgende bericht:

“(…) Sinds vorige week dinsdag heb ik mijn winkel in Dordrecht gesloten, daar ik de kosten hiervoor niet meer kon opbrengen. (…) Daar mijn financiële situatie de afgelopen maanden erg in negatieve zin is veranderd, ben ik momenteel niet in staat om de gemaakte betaalafspraken na te komen. Nu ik geen kosten meer heb met betrekking tot personeel en het huren van een winkelpand, zal er op korte termijn ook weer meer ruimte komen om aan mijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen.

Ik krijg binnen 14 dagen een contactpersoon toegewezen, waar u terecht kunt voor al uw vragen. Mocht u eerder iets willen weten, dan verzoek ik u contact op te nemen met mijn budgetcoach [naam budgetcoach], via mail [naam@budgetcoach.nl]  De [naam budgetcoach] is van de gehele situatie op de hoogte en wellicht heeft hij voor u antwoorden. (…)”

2.6    Verweerster heeft op 31 mei 2018 een executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de rekening van de man.

2.7    Bij e-mail van 31 mei 2018 heeft mr. D. verweerster het volgende bericht:

“(…)De vordering van mijn cliënte op uw cliënt ziet op een schadevergoeding, welke het gevolg is van een ernstige mishandeling, alsook missende eigendommen van cliënte. U bent bij de zitting, als advocaat van uw cliënt, op 11 januari 2018, aanwezig geweest en weet dat dit bedrag ziet op een schadevergoeding, welke cliënte toekomt. Ook is het u bekend dat cliënte vorderingen van derden met deze schadevergoeding diende af te lossen. Daarvoor heeft zij betalingsregelingen getroffen, welke zij thans niet kan nakomen, nu de ter zitting op 11 januari 2018 afgesproken schadevergoeding, op uitdrukkelijk verzoek van uw cliënt, in termijnen voldaan mocht worden (…)”

2.8    Bij e-mail van 7 juni 2018 heeft mr. D. verweerster het volgende geschreven: 

“(…) Het is bekend dat de onderliggende vordering, een vordering is van een 26-tal verzoekers uit de faillissementsprocedure. Echter, zij zullen er niet mee bekend zijn dat in de procedure tussen mijn cliënte en [de man], een betalingsregeling is aangeboden door [de man], onder andere inhoudende betaling van een maandbedrag ad € 200,- naast betaling van het vakantiegeld. Volgens deurwaarder B. bent u opdrachtgever tot het leggen van beslag. U bent als advocaat bij de zitting aanwezig geweest, waarbij deze betalingsregeling is afgesproken. U hebt derhalve op basis van kennis uit

het dossier [klaagster – de man], een 26-tal andere klanten informatie verstrekt, welke u gedurende deze procedure, en daarmee vertrouwelijk, ter beschikking is gekomen. (…) Voorts bent u ermee bekend dat cliënte een budgetcoach heeft, die haar schulden voor haar regelt en haar behulpzaam is bij het treffen van betalingsregelingen, als hiervoor bedoeld. U hebt enkele malen met deze budgetcoach contact opgenomen en om privé informatie met betrekking tot cliënte gevraagd. (…) Voor wat betreft het geheime adres van cliënte, het volgende. Ik kan niet uitsluiten dat aan de dagvaarding, zoals deze aan [de man] is betekend, een productie is gehecht, waarin het (geheime) adres van cliënte in vermeld is. Wel kan ik u melden dat de dagvaarding, inclusief producties hierop dezerzijds verschillende malen gecontroleerd is. Kennelijk is dit adres ertussendoor geslopen. Aan de dagvaarding waren vele producties gehecht, zodat de kans niet irreëel aanwezig is, dat dit adres uw

cliënt, [de man], niet is opgevallen. Thans is op het voorblad van het beslagexploot het adres aan uw cliënt kenbaar gemaakt. (…)”

3    KLACHT

In zaak 18-465

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft zich als advocaat van de wederpartij grensoverschrijdend en onprofessioneel jegens klaagster gedragen, doordat zij bij de tandarts van klaagster het medische dossier van klaagster heeft opgevraagd.

b)    Verweerster heeft zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten, onder meer doordat zij tijdens de zitting van 5 januari 2017 klaagster voor “leugenaar” heeft uitgemaakt.  

In zaak 18-846

c)    Verweerster heeft bij het leggen van het derdenbeslag op de rekening van de man informatie gebruikt die zij heeft verkregen in een andere (eerdere) gerechtelijke procedure tussen klaagster en de man. In het bijzonder was het verweerster bekend dat de man op de bewuste dag in het kader van een betalingsregeling een bedrag behoorde te voldoen.

d)    Verweerster heeft op het beslagexploot, dat ook naar de man is gezonden, het geheime adres waar klaagster verblijft vermeld.

e)    Verweerster heeft zich als advocaat van de wederpartij opnieuw grensoverschrijdend jegens klaagster gedragen, doordat zij meermalen contact heeft opgenomen met de budgetcoach van klaagster, teneinde informatie te verkrijgen over de schuldeisers van klaagster.

    In beide zaken

3.2    De stellingen die klaagster aan haar klachten ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, nader worden besproken.

4    VERWEER

In zaak 18-465

4.1    Verweerster heeft erkend dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met de tandarts van klaagster om informatie over klaagster op te vragen. Verweerster heeft dit gedaan omdat zij van een voormalig werkneemster van klaagster had vernomen dat er valselijk opgemaakte stukken in een procedure zouden zijn ingebracht en dat klaagster, anders dan zij zelf had gesteld, niets mankeerde aan haar gebit. Volgens verweerster stond het haar vrij om contact op te nemen met de tandarts, omdat het verifiëren van de authenticiteit van een in het  geding gebracht stuk tot de vrijheden behoort die een advocaat toekomen.

4.2    Verweerster betwist dat zij zich onder meer (tijdens de zitting van 5 januari 2017) onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. Zij heeft enkel de namens haar cliënt ingenomen stellingen verwoord, aldus verweerster.

In zaak 18-846

4.3    Met betrekking tot het leggen van derdenbeslag op de rekening van de man heeft verweerster aangevoerd dat klaagster geen klachtrecht toekomt, omdat zij niet rechtstreeks in haar belang is getroffen. In dit verband kan voorts het opnemen van het geheime adres van klaagster in het beslagexploot verweerster niet worden aangerekend, omdat de deurwaarder het betreffende exploot heeft opgesteld.

4.4    Het verwijt van klaagster dat verweerster ten onrechte contact heeft opgenomen met haar budgetcoach, is niet terecht. Verweerster heeft naar aanleiding van een e-mail (van 1 augustus 2016) die klaagster aan haar schuldeisers had gestuurd, de budgetcoach benaderd. In die e-mail heeft klaagster zelf vermeld dat contact kan worden opgenomen met de budgetcoach in geval van vragen. Bovendien heeft verweerster  bij de budgetcoach enkel geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent de schuldsaneringsaanvraag en niet ‘gevist’ naar namen van andere schuldeisers.

4.5    Voor het overige komt het verweer – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

In beide zaken

5.1    De raad stelt vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad betrekt daarbij dat in zijn algemeenheid uitlatingen van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak door de ander vaak als onaangenaam worden ervaren. Dit betekent niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen haar als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. De raad zal het optreden van verweerster met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

In zaak 18-465

Klachtonderdeel a)

5.2    Vast staat dat verweerster de tandarts van klaagster heeft benaderd en bij hem (medische) informatie over klaagster heeft opgevraagd. Naar het oordeel van de raad stond het verweerster niet vrij om zonder toestemming van klaagster de door haar verkregen informatie op te vragen. Verweerster behoort bovendien als (ervaren) advocaat te weten dat die inlichtingen vertrouwelijk en niet vrij beschikbaar zijn. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerster hiermee de tandarts er toe heeft bewogen zijn beroepsgeheim en loyaliteit jegens zijn patiënte te schenden. Hoewel verweerster aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij haar handelwijze het belang van haar cliënt voor ogen heeft gehad, betaamt het een behoorlijk handelend advocaat niet om bewust en doelgericht een behandelaar, in dit geval de tandarts, ertoe te brengen zijn medisch beroepsgeheim te schenden. Klachtonderdeel a is mitsdien gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.3    De juistheid van het verwijt dat verweerster zich onnodig grievend over klaagster zou hebben uitgelaten door haar tijdens een zitting voor ‘leugenaar’ te hebben uitgemaakt, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen en daarmee evenmin de gegrondheid van dit klachtonderdeel. De raad is dan ook van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Daarbij verdient overigens tevens opmerking dat verweerster gedurende de procedures niet haar standpunt maar dat van haar cliënt heeft verwoord.

In zaak 18-846

Klachtonderdeel c)

5.4    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan een ieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.5    Naar het oordeel van de raad heeft klaagster als wederpartij van verweerster weliswaar een zeker belang bij dit klachtonderdeel, maar dit is slechts een afgeleid belang. Dat is onvoldoende om dit klachtonderdeel over verweerster ontvankelijk te doen zijn. In dit klachtonderdeel zal klaagster dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klachtonderdeel d)

5.6    Vaststaat dat verweerster op de hoogte was van het feit dat klaagster op een geheim te houden adres verbleef en dat de deurwaarder het  beslagexploot aan dit geheime adres heeft doen betekenen. De raad overweegt dat bezien in de context, en tegen de achtergrond, van de eerdere gevoerde procedures tussen klaagster en de man het adres van klaagster, zeker ten opzichte van de man, geheim had behoren te blijven. Niettemin ziet de raad,  anders dan klaagster, in het handelen van de deurwaarder geen aan verweerster toe te rekenen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerster is niet verantwoordelijk voor de opmaak van dit exploot. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel e)

5.7    Naar het oordeel van de raad is dit klachtonderdeel terecht voorgedragen.

    De raad overweegt daartoe dat het verweerster weliswaar vrij stond om -zoals klaagster in haar mail van 1 augustus 2016 ook oppert- contact op te nemen met de budgetcoach van klaagster, maar dit enkel met de intentie om te informeren naar de mogelijkheden voor haar cliënten teneinde tot een financiële regeling te komen. Het stond verweerster niet vrij om meermalen contact op te nemen met de budgetcoach teneinde te achterhalen welke schuldeisers er nog meer waren. In het licht bezien van het in randnummer 5.2 overwogene stelt de raad vast dat verweerster met deze verwijtbare gedragingen opnieuw bij een derde, in dit geval de budgetcoach van klaagster, heeft getracht om vertrouwelijke informatie over klaagster te verkrijgen. Hiermee heeft verweerster getracht om bij herhaling vertrouwelijke informatie bij een derde over klaagster te verkrijgen.

Slotsom

5.8    De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen a en e gegrond zijn,, dat klaagster niet ontvankelijk is in klachtonderdeel c en dat hij de overige klachtonderdelen ongegrond acht.

6    MAATREGEL

In beide zaken

6.1    Verweerster heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, niet gehandeld zoals een advocaat betaamt doordat zij meermalen heeft geprobeerd om vertrouwelijke informatie over klaagster bij een derde op te vragen. Gelet op de ernst van deze verwijtbare (elkaar opvolgende) gedragingen en in aanmerking nemend de afwezigheid van een tuchtrechtelijk verleden van verweerster, acht de raad voor elke klachtzaak afzonderlijk een maatregel van waarschuwing passend en geboden. De raad neemt daarbij  ook in aanmerking dat verweerster (ook ter zitting) niet heeft willen of kunnen inzien dat haar handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

In zaak 18-465

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde   griffierecht van € 50 aan haar vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50 reiskosten van klaagster,

b) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)  € 500 kosten van de Staat.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klaagster. Klaagster  geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.5    Verweerster moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

In zaak 18-846

7.6    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde   griffierecht van € 50 aan haar vergoeden.

7.7     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50 reiskosten van klaagster,

b) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)  € 500 kosten van de Staat.

7.8     Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klaagster. Klaagster  geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.9    Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.10    Verweerster moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

in zaak 18-465

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5;

in zaak 18-846

-    verklaart klachtonderdeel e gegrond;

-    verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c;

-    verklaart klachtonderdeel d en e ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.8;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.9;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.10.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs.  H.E. Meerman en P.O.M. van Boven - de Groot, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 april 2019.