ECLI:NL:TADRSGR:2019:29 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-118/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:29
Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 08-04-2019
Zaaknummer(s): 18-118/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klacht dat verweerster diverse beroepsfouten heeft gemaakt waaruit haar onkunde en gebrekkige kennis van het erfrecht blijken, is gemotiveerd betwist. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft klager de gegrondheid van zijn verwijten niet, althans onvoldoende, van feitelijke onderbouwing voorzien en of op andere wijze aannemelijk gemaakt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 28 januari 2019

in de zaak 18-118/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 11 juli 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 2 januari 2017 met kenmerk K158 2017 dk/sh heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2018 in aanwezigheid van verweerster, vergezeld van haar gemachtigde mr. K.P.D. Vermeulen. Klager is niet verschenen. Hij heeft voorafgaand aan de zitting wel een pleitnota aan de raad gezonden, welke de raad als ter zitting voorgedragen beschouwt. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft zich eind 2014 tot verweerster gewend omdat hij op haar website had gelezen dat zij gespecialiseerd is in erfrecht. Klager wenste bijstand bij de verdeling van de boedel van zijn overleden moeder.

2.2    Verweerster heeft voor klager een dagvaarding en een beslagrekest opgesteld. De wederpartij diende een eis in reconventie in. Nog voordat de zaak op zitting kwam heeft verweerster zich aan de zaak onttrokken omdat zij meende dat er te weinig vertrouwen bestond voor een goede samenwerking.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij diverse beroepsfouten heeft gemaakt waaruit haar onkunde en gebrekkige kennis van het erfrecht blijken.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich schriftelijk tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft zijn klacht in zijn pleitnota nog uitgebreid. Dat is naar het oordeel van de raad te laat; het onderzoek van de deken heeft zich daarover niet kunnen uitstrekken. De raad zal zich in de beoordeling dan ook beperken tot de klacht zoals die is geformuleerd in de brief van 11 juli 2017.

5.2    Gelet op het bepaalde in artikel 46 Advocaten heeft het tuchtrecht mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen, indien deze daarover klaagt. Bij die beoordeling zal rekening moeten worden gehouden met de vrijheid die een advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij de zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft is echter niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen en het kostenrisico zijn. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

5.3    Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat haar optreden voor klager niet aan de professionele standaard heeft beantwoord. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft klager de gegrondheid van zijn verwijten niet, althans onvoldoende, van feitelijke onderbouwing voorzien en of op andere wijze aannemelijk gemaakt. Gelet hierop is de klacht naar het oordeel van de raad ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en R.A.M. Oranje-Jorna, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2019.