ECLI:NL:TADRSGR:2019:25 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-430/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:25
Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 08-04-2019
Zaaknummer(s): 18-430/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetschrift ontvankelijk. Termijnoverschrijding verschoonbaar vanwege omissie aan de zijde van de griffie(r) van de raad.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 28 januari 2019

in de zaak 18-430/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 juni 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 februari 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 juni 2018 met kenmerk K024 2018 dk/smo, door

de raad ontvangen op dezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij e-mail van 17 juli 2018 heeft klager de griffie van de raad verzocht om alleen per e-mail te communiceren vanwege de onzekere en trage postbezorging in Zuid-Afrika, die vier tot zes weken duurt.

1.4    In reactie op de hierboven in randnummer 1.3 genoemde e-mail heeft de griffier op 19 juli 2018 klager geantwoord dat beslissingen van de raad naar het huisadres van klager en tevens per e-mail zullen worden verzonden. Overige correspondentie zal enkel via e-mail aan klager worden verzonden. 

1.5    Bij beslissing van 26 september 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 28 september 2018 door de griffie in afschrift per gewone en aangetekende post aan klager verzonden.

1.6    Bij e-mail van 1 oktober 2018 heeft klager de griffier verzocht om hem in kennis te stellen van de status van de klachtzaak.

1.7    Op 23 november 2018 heeft de griffier aan klager een aangetekende e-mail verzonden. Hieruit volgt dat de griffier is gebleken dat de voorzittersbeslissing van 26 september 2018 slechts per (aangetekende) post aan klager is toegezonden en niet ook per e-mail, zoals toegezegd bij de hierboven in randnummer 1.4 genoemde e-mail. Verder volgt hieruit dat de e-mail van klager van 1 oktober 2018 aan de aandacht van de griffier is ontsnapt tot het moment van kennisneming van het voicemailbericht van klager van 21 november 2018. Vanwege voornoemde omstandigheden heeft de griffier aan klager bericht dat, wat betreft de termijn voor het instellen van verzet, de datum van 23 november 2018 als datum waarop de voorzittersbeslissing is verzonden mag worden beschouwd.

1.8    Bij e-mail van 7 december 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van 26 september 2018.

1.9    Bij brief van 19 december 2018 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat een verlenging  van de verzettermijn in strijd is met de wet. Bovendien mocht verweerder na ommekomst van de termijn van 30 dagen na verzending van de voorzittersbeslissing erop vertrouwen dat verzet niet meer mogelijk was. Verweerder verzoekt de raad zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het verzetschrift alvorens een datum voor de behandeling van het verzet te bepalen.

1.10    De ontvankelijkheid van het door klager ingestelde verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 januari 2019. Alleen verweerder is ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

2.2    De raad heeft het per e-mail verzonden verzetschrift van 7 december 2018 van klager op dezelfde dag ontvangen. Dat is te laat, omdat het verzetschrift op grond van het bepaalde in artikel 46h Advocatenwet binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing, d.d. 28 september 2018, dus uiterlijk op 28 oktober 2018, ingediend had moeten worden. De vraag die aan de raad voorligt is of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De raad overweegt als volgt.

2.3    Uit het dossier blijkt dat de griffier de voorzittersbeslissing van 26 september 2018 op 28 september 2018 per gewone en tevens aangetekende post aan klager heeft verzonden. Ondanks de in de e-mail van 19 juli 2018 gedane toezegging van de griffier is die beslissing niet tevens per e-mail aan klager verzonden. De raad is van oordeel dat het verliezen van een rechtsmiddel, zoals het instellen van verzet niet het resultaat behoort te zijn van, in dit geval, een omissie van de zijde van de griffie(r) van de raad. Nu de griffier in haar bericht van 23 november 2018 aan klager  uitdrukkelijk een verlenging van de termijn heeft verleend en het verzet ook binnen deze termijn is ontvangen, is naar het oordeel van de raad sprake van een verschoonbare termijn-overschrijding. De raad verwijst in dit verband naar de jurisprudentie van het Hof van Discipline, zoals die blijkt uit onder meer ECLI:NL:TAHVD:2013:298, ECLI:NL:TAHVD:2014:202 en ECLI:NL:TAHVD:2018:36.

2.4    De raad komt tot de slotsom dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en verklaart het verzet ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ontvankelijk.

Aldus beslist door mr.  G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2019.