ECLI:NL:TADRSGR:2019:201 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-775/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:201
Datum uitspraak: 16-09-2019
Datum publicatie: 22-10-2019
Zaaknummer(s): 18-775/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 september 2019

in de zaak 18-775/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 februari 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 september 2018 met kenmerk K100 2018 ar/ab, door de raad ontvangen op 28 september 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 27 februari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is op 27 februari 2019 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 29 maart 2019, door de raad ontvangen op 30 maart 2019 om 12.43 uur, heeft klager verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing.

1.5    De ontvankelijkheid van het door klager ingestelde verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2019. Klager is ter zitting verschenen. Verweerder heeft de raad laten weten niet te zullen verschijnen.

2    BEOORDELING

2.1    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46h, eerste lid, jo artikel 46j, vierde lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

2.2    De beslissing van de voorzitter is gegeven op 27 februari 2018. Nog diezelfde dag is de beslissing aan klager verzonden. In de beslissing wordt duidelijk vermeld dat een (gemotiveerd) verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van die beslissing. Dit betekent dat het gemotiveerde verzetschrift uiterlijk 30 dagen later, en dus op (vrijdag) 29 maart 2019, ingediend had moeten worden.

2.3    Ter zitting heeft klager toegelicht dat hij zich ten tijde van het indienen van het verzetschrift in de Verenigde Staten bevond en dat hij het verzetschrift aldaar tijdig heeft verzonden.

2.4    De raad stelt vast dat het verzetschrift op 30 maart 2019 om 12.43 uur is ontvangen door de raad. Op het per fax verzonden verzetschrift staat “03/30/2019 4:43 AM", een tijdstip acht uur eerder dan de ontvangst van het verzet. Het is aldus goed mogelijk dat klager zijn verzetschrift met gebruikmaking van een Amerikaanse faxservice heeft verstuurd. In de Verenigde Staten is het immers, afhankelijk van de locatie, zes tot elf uur eerder dan in Nederland.

2.5    Klager heeft ter zitting verder verklaard dat hij ’s nacht slaapt en dan geen stukken stuurt. De raad begrijpt dat klager zich op het standpunt stelt dat zich bij de verzending van het verzetschrift een vertraging heeft voorgedaan door een oorzaak waarop klager geen invloed heeft gehad. De raad overweegt dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een ingesteld rechtsmiddel het moment van ontvangst doorslaggevend is. Dit kan slechts anders zijn als sprake is van een storing die niet aan klager kan worden toegeschreven. Klager heeft echter niet gesteld dat daarvan sprake is en ook anderszins is dat niet gebleken. Dit betekent dat de gestelde vertraging voor rekening van klager komt en dat van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is.

2.6    De slotsom is dat verweerder in zijn verzet niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzet.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R.A.M. Oranje-Jorna en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2019.