ECLI:NL:TADRSGR:2019:16 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-833/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:16
Datum uitspraak: 13-02-2019
Datum publicatie: 08-04-2019
Zaaknummer(s): 18-833/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verwijt dat klager het dossier door toedoen van verweerster kort voor de zitting het moeten overdragen aan een andere advocaat en dat de kwaliteit van dienstverlening onder de maat was is kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 13 februari 2019

in de zaak 18-833/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 16 oktober 2018 met kenmerk K064 2018 ar/ab, door de raad ontvangen op 18 oktober 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft verder kennis genomen van de e-mail met bijlagen van 1 november 2018 van de zijde van klager en van de reactie daarop van verweerster van 12 december 2018.    

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is op 28 januari 2016 gedagvaard door zijn zorgverzekeraar. De vordering strekte tot, zakelijk weergegeven, incasso van achterstallige zorgpremie.

1.2    Klager heeft een advocaat verzocht om hem bij te staan. Deze advocaat heeft, nadat zij dacht zich te laat te hebben gesteld namens klager, het dossier overgedragen aan verweerster. Verweerster heeft zich vervolgens namens klager gesteld in de procedure; de termijn daarvoor bleek nog niet te zijn verstreken.

1.3    Verweerster heeft een conclusie van antwoord opgesteld en op de rolzitting van 31 mei 2016 ingediend.

1.4    Bij brief van 15 juli 2016 aan klager heeft verweerster laten weten dat zij het dossier van klager heeft overdragen aan een opvolgend advocaat, mr. K, en dat ze de rechtbank heeft geïnformeerd dat zij klager niet langer bijstaat. Dit was nadat klager mr. K op 12 juli 2016 had verzocht om de zaak van verweerster over te nemen.

1.5    Op 18 juli 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Klager werd bij de comparitie bijgestaan door mr. K.

1.6    Bij vonnis 9 augustus 2016 heeft de kantonrechter klager veroordeeld tot betaling van een bedrag aan zijn zorgverzekeraar.

1.7    Bij brief van 20 maart 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Door toedoen van verweerster heeft klager zich genoodzaakt gevoeld om zijn zaak en week voor de uitspraak van de rechtbank over te dragen aan een andere advocaat, mr. K.

b)    Verweerster heeft onwaarheden naar voren gebracht waarop het vonnis is gebaseerd.

c)    Na de uitspraak van de rechtbank heeft verweerster documenten vervalst en informatie achtergehouden.

2.2    De stellingen die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft de klacht weersproken. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1    Volgens verweerster heeft klager zich enkele dagen voor de comparitie tot mr. K gewend. Verweerster heeft het dossier op verzoek van mr. K overgedragen en heeft het dossier daarbij mondeling toegelicht.

4.2    In aanmerking genomen dat klager tijdens de comparitie is bijgestaan door mr. K., kan uit het over en weer gestelde niet worden afgeleid dat de overdracht van het dossier van verweerster aan mr. K niet overeenkomstig de wens van klager was. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster bij de overdracht van het dossier onzorgvuldig heeft gehandeld. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel b)

4.3    De voorzitter begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klager verweerster verwijt dat het door haar in de conclusie van antwoord gevoerde verweer onwaarheden bevat en dat het stuk niet in overleg met klager tot stand is gekomen. Klager heeft dit verwijt onvoldoende feitelijk onderbouwd, mede gelet op de stelling van verweerster dat zij de conclusie in samenspraak met klager heeft opgesteld. De voorzitter heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat de door verweerster overgelegde conclusie van antwoord geen aanleiding geeft om te vermoeden dat het gevoerde verweer ondeugdelijk is. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.4    De voorzitter stelt vast dat iedere feitelijke onderbouwing van dit klachtonderdeel ontbreekt. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Slotsom

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 13 februari 2019.