ECLI:NL:TADRARL:2019:95 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-488

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:95
Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 18-488
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 maart 2019

in de zaak 18-488

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 augustus 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 5 december 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 juni 2018 met kenmerk 17-346/FH/sd, door de raad ontvangen op 25 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 22 augustus 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 augustus 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 14 september 2018 door de raad ontvangen op 17 september 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 januari 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    Bij op 11 januari 2019 ter griffie ontvangen e-mails heeft verzoeker de wraking verzocht van de voltallige raad die het verzet op 7 januari 2019 heeft behandeld. Bij beslissing van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2019 (kenmerk: 19-024) is het verzoek tot wraking afgewezen.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager en van de e-mail van klager van 21 december 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET

3.1    In zijn verzetschrift maakt klager bezwaar dat hij niet door de voorzitter is gehoord en heeft klager zijn bezwaren tegen de handelwijze van verweerder nog eens toegelicht.

4.    BEOORDELING

4.1    Voor wat betreft de verzetsgrond dat klager niet door de voorzitter is gehoord overweegt de raad als volgt. Op grond van art. 46j Advocatenwet kan de voorzitter tot aan de behandeling besluiten dat een klacht kennelijk ongegrond is. Daaruit blijkt dat de voorzittersbeslissing gegeven kan worden zonder dat klager wordt gehoord.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts, H.H. Tan, P.P. Verdoorn, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op

18 maart 2019.

Grifier                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 18 maart 2019.