ECLI:NL:TADRARL:2019:91 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-390 18-391 18-392 18-393

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:91
Datum uitspraak: 25-03-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s):
  • 18-390
  • 18-391
  • 18-392
  • 18-393
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad oordeelt de gecombineerd behandelde en beoordeelde vier verzetzaken van klaagster tegen dezelfde verweerster ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 maart 2019

in de zaken 18-390, 18-391, 18-392 en 18-393

naar aanleiding va1n de verzetten tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 augustus 2018 op de klachten van:

klaagster

tegen

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In alle zaken:

1.1    In klachtzaak 18-390 heeft klaagster zich bij brief van 20 april 2017 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna verder: de deken) beklaagd over verweerster.

1.2    In klachtzaak 18-391 heeft klaagster zich bij brief van 7 juni 2017 bij de deken beklaagd over verweerster.

1.3    In klachtzaak 18-392 heeft klaagster zich bij brief van 17 juli 2017 bij de deken beklaagd over verweerster.

1.4    In klachtzaak 18-393 heeft klaagster zich bij brief van 29 oktober 2017 bij de deken van beklaagd over verweerster.

1.5    Bij brief aan de raad van 23 mei 2018 met kenmerken 17-0113/FH/HH (18-390), 17 0170/FH/HH (18-391), 17-0312/FH/HH (18-392) en 17-0313/FH/HH (18-393), door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de vier klachtzaken van klaagster gelijktijdig ter kennis van de raad gebracht.

1.6    Bij beslissingen van 22 augustus 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klachten 18-390, 18-391 en 18-392 kennelijk ongegrond verklaard en klachtzaak 18-393 deels kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissingen op 22 augustus 2018 zijn verzonden aan klaagster.

1.7    Bij brief van 7 september 2018, door de raad ontvangen op 11 september 2018, heeft klaagster gelijktijdig verzet ingesteld tegen de vier hiervoor genoemde beslissingen van de voorzitter.

1.8    Deze vier verzetten zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2019  in aanwezigheid van klaagster en verweerster.

1.9    De raad heeft kennisgenomen van de beslissingen van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissingen blijkens de tekst daarvan zijn gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 7 september 2018.

2.    FEITEN EN KLACHTEN

In alle zaken:

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klachten verwijst de raad naar de vier beslissingen van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op, althans leidt dat niet tot een andere beoordeling door de raad.

3.    VERZET EN VERWEER

In alle zaken:

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    ten onrechte gaat de voorzitter uit van de juistheid van de stellingen van verweerster, zonder nader onderzoek en zonder de feitelijk onderbouwde standpunten van klaagster erbij te betrekken;

b)    ten onrechte heeft de voorzitter genegeerd dat klaagster volledig eigenaar was van de voormalige echtelijke woning en op basis daarvan rechten had;

c)    ten onrechte heeft de voorzitter bij de beoordeling van haar klachten geen aandacht besteed aan de opzettelijke acties van verweerster om klaagster en haar gezin te gronde te richten, vanuit eigen financieel gewin.

3.2    Verweerster heeft hiertegen ter zitting verweer gevoerd en de raad verzocht de verzetten tegen de vier voorzittersbeslissingen ongegrond te verklaren. Zij heeft aangevoerd dat zij voor haar cliënt haar werk doet als partijdig advocaat. In opdracht van haar cliënt heeft zij  ook procedures moeten beginnen indien klaagster aan redelijke verzoeken geen medewerking wenste te verlenen. Zij betwist dat haar cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan fraude of oplichting jegens klaagster.

4.    BEOORDELING

In alle zaken:

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling in de vier klachtzaken de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachten terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissingen van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moeten de verzetten ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

in alle zaken:

verklaart de verzetten ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. E. Bige, R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2019.

griffier                                                                      voorzitter

Verzonden d.d. 25 maart 2019.