ECLI:NL:TADRARL:2019:86 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-178

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:86
Datum uitspraak: 22-05-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 19-178
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat. De voorzitter heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder in de letselschadezaken van klaagster beloften heeft gedaan en die niet is nagekomen, zoals verweerster heeft gesteld. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 22 mei 2019

in de zaak 19-178

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 maart 2019 met kenmerk 17-0321/MV/sd, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    In 2005 is klaagster van haar fiets gevallen waarna zij is gezien door huisarts Van B. (hierna: de huisarts). De huisarts heeft een elleboogfractuur gemist die twee weken later alsnog is vastgesteld.

1.2    In 2008 is klaagster aangereden door een auto en is zij opnieuw van haar fiets gevallen. Sindsdien heeft klaagster veel pijnklachten.

1.3    Verweerder heeft klaagster sinds 2009 bijgestaan in een geschil met de huisarts naar aanleiding van de gemiste fractuur in 2005 en een geschil met de verzekeraar van de automobilist naar aanleiding van het ongeval in 2008.

1.4    In juli 2015 heeft verweerder zijn rechtsbijstand aan klaagster gestaakt.

1.5    Bij brief van 6 juni 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij beloften heeft gedaan en die niet heeft waargemaakt.

Toelichting

2.2    Verweerder heeft klaagster voorgehouden dat zij een mooi bedrag aan schadevergoeding zou ontvangen. Klaagster zou “rijk” worden. Het van de verzekeraar ontvangen bedrag van € 8.000,- kan klaagster niet serieus nemen als schadevergoeding. Klaagster moet daarvan namelijk ook veel zorg- en reiskosten betalen. Ook heeft verweerder klaagster geadviseerd zich psychiatrisch te laten onderzoeken omdat ze daarmee de zaak zou winnen. Volgens verweerder zouden de kosten van het onderzoek door de wederpartij worden betaald. Klaagster voelde zich gedwongen mee te werken terwijl zij geen psychiatrische maar lichamelijke klachten heeft. Klaagster heeft de kosten van het onderzoek van € 1.985,- uiteindelijk zelf moeten betalen. Klaagster heeft de indruk dat verweerder de huisarts een hand boven het hoofd heeft gehouden en daarvoor misschien wel “geld onder de tafel” heeft gekregen. Het is klaagster niet helder waarom verweerder haar niet meer wilde bijstaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

3.2    In de zaak tegen de huisarts hebben deskundigen gerapporteerd dat de klachten van klaagster het gevolg waren van het letsel zelf en niet van de misser van de huisarts. De (verzekeraar van de) huisarts hoefde dan ook geen schade te vergoeden. Voor de beroepsfout, het missen van de fractuur, heeft klaagster € 500,- aan smartengeld ontvangen. Wat verweerder betreft was de zaak daarmee afgedaan, zoals hij klaagster ook heeft bericht. Klaagster wilde echter verder en op haar verzoek heeft verweerder een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. Dit heeft geleid tot een gesprek met de psychiater en daarna een zitting bij de rechtbank waar de vraag voorlag voor wiens rekening  de kosten van het psychiatrisch onderzoek zouden moeten komen. Tijdens deze zitting heeft klaagster zich respectloos opgesteld richting de rechter en de huisarts. Om die reden heeft verweerder zich na de zitting aan de zaak van klaagster onttrokken. Wat de rechtbank uiteindelijk over de kosten van de deskundige heeft beslist, is verweerder niet bekend. De kosten van eerdere expertises zijn wel steeds betaald door de wederpartij. In zijn brief van 10 juli 2015 (bijlage bij het verweer) heeft verweerder klaagster gemeld dat en waarom hij klaagster niet langer wilde bijstaan en haar geadviseerd een andere advocaat te zoeken, wat klaagster ook heeft gedaan.

3.3    Verweerder betwist klaagster te hebben gezegd dat zij zou winnen als er een psychiatrische expertise zou plaatsvinden. Verweerder is geen psychiater en kan nooit de uitkomst van dergelijke expertises voorspellen. Ook heeft verweerder niet gezegd dat klaagster rijk zou worden, al was het maar omdat je niet rijk kunt worden van een schadevergoeding omdat een dergelijke vergoeding de schade compenseert.

3.4    In de zaak tegen de verzekeraar van de automobilist was het letsel van klaagster volgens de medisch adviseur van verweerder beperkt en tijdelijk. Een aantal lichamelijke klachten dateerde van vóór de aanrijding. Volgens de medisch adviseur stond klaagster verder niet open voor revalidatie en “externaliseerde” zij. In 2009 heeft klaagster een voorschot van € 2.500,- en in 2012 een slotbetaling van € 7.500,- ontvangen. Klaagster heeft geweigerd de vaststellingsovereenkomst met belastinggarantie te ondertekenen, ondanks de betaling door de verzekeraar.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat het een klacht tegen de (voormalig) eigen advocaat betreft.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Deze eisen brengen met zich dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan deze norm toetsen.

4.3    Klaagster beklaagt zich erover dat verweerder beloften heeft gedaan en die vervolgens niet is nagekomen. De voorzitter begrijpt de klacht zo dat verweerder klaagster zou hebben voorgehouden dat zij rijk zou worden (een mooi bedrag aan schadevergoeding zou ontvangen) en dat zij de zaak tegen de huisarts zou winnen als zij een psychiatrisch onderzoek zou ondergaan. Verweerder heeft de juistheid van deze stellingen expliciet betwist. De vraag is of klaagster haar stellingen voldoende heeft onderbouwd. De voorzitter oordeelt dat dit niet het geval is. Klaagster heeft niet toegelicht waaruit de beloften van verweerder zouden blijken. Uit de stukken die zich in het klachtdossier bevinden, waaronder correspondentie van verweerder aan klaagster ten tijde van zijn rechtsbestand aan haar, heeft de voorzitter ook niet kunnen afleiden dat verweerder klaagster de door haar benoemde beloften heeft gedaan. Dat volgt uit niets. Sterker nog, uit de correspondentie van verweerder volgt juist dat verweerder klaagster heeft voorgehouden dat de uitkomst van de zaak afhangt van diverse factoren. Zie daartoe bijvoorbeeld zijn brief van 17 december 2010 waarin hij aan klaagster onder meer het volgende heeft geschreven:

“Er komt nog een onderzoek over de vraag wat de gevolgen zijn van de fout in het ziekenhuis. Als blijkt dat u daardoor klachten heeft gekregen waardoor u uiteindelijk arbeidsongeschikt bent geworden, is dat pas het moment om ook de aanrijdingsschade af te wikkelen. Het kan ook zijn dat u, als u goed was behandeld, dezelfde klachten zou hebben overgehouden aan de fout. Dat kan ik niet beoordelen. Als dat de uitkomst wordt, is de schade door de fout maar heel klein. Dan blijft de schade door de aanrijding over, maar het lijkt er op dat de gevolgen van de aanrijding beperkt zijn tot chronische pijn.”

4.4    Kortom, van beloften die verweerder heeft gedaan en vervolgens niet is nagekomen, zoals klaagster heeft gesteld, is de voorzitter niets gebleken. Dat klaagster het door haar ontvangen bedrag aan schadevergoeding niet serieus kan nemen, kan zo zijn maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 22 mei 2019.

griffier                voorzitter

Verzonden d.d. 22 mei 2019.