ECLI:NL:TADRARL:2019:83 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-232

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:83
Datum uitspraak: 20-05-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 18-232
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De werkzaamheden van verweerster hebben naar het oordeel van de raad niet voldaan aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen. Het – terecht – door verweerster opgestelde advies over de haalbaarheid van het verzoek van klaagster is naar het oordeel van de raad deels gebaseerd op onjuiste aannames waardoor zij aan klaagster een onjuist advies heeft gegeven, althans heeft zij daarover bij klaagster misverstand laten ontstaan. Zij heeft in haar advies immers verwezen naar bepaalde informatie terwijl niet is gebleken dat klaagster die informatie ten tijde van de ondertekening van de koopovereenkomst heeft ontvangen of dat die in de aannemingsovereenkomst van toepassing is verklaard. Door de inhoud van de e-mails van klaagster daarover had verweerster nader onderzoek moeten doen en meer moeten doorvragen over de inhoud van de opdracht. In zoverre is de klacht gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 mei 2019

in de zaak 18-232

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van13 september 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 29 maart 2018 met kenmerk 51/17/069, door de raad ontvangen op 30 maart 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft op 23 januari 2017 een koop- en een aannemingsovereenkomst (transformatiebouw) gesloten voor een appartement. In de aannemingsovereenkomst is in artikel 19 een meer- en minderwerk regeling vastgelegd. Van deze laatste overeenkomst maken ook deel uit de volgende aan klaagster in afschrift verstrekte documenten:

-    De Algemene Voorwaarden transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor appartementsrechten vastgesteld voor [W] N.V. op 1 januari 2016,

-    De Algemene Toelichting transformatie voor de aannemingsovereenkomst transformatie voor  appartementsrechten en bijbehorende Algemene voorwaarden, vastgesteld door [W] N.V. op 1 januari 2016,

-    [W] Garantie- en Waarborgregeling Transformatie 2012 en de bijbehorende bijlage A, versie 01-07-2015,

-    Deze (tevens) op het aangehechte waarmerkingsformulier genoemde documenten, en voorts de door klaagster bij ondertekening ontvangen:

-    HSK20 brochure, met daarin de technische omschrijving met de toepasselijke (doorlopend genummerde) bladzijden 82-88 (exclusief de impressies), de verkooptekeningen schaal 1/50 voor appartementen zoals beschreven op bladzijden 20 t/m 78 (exclusief de impressies), het materialen- en kleurenschema op bladzijde 80, alsmede de algemene staat van afwerking op bladzijde 81.

2.3    Per e-mail van 12 mei 2017, met drie specifiek genoemde bijlagen (Voorwoord kopersmap; Erratum; plattegrond appartement), heeft een kopersbegeleider van de aannemer het gesprek van een week daarvoor met klaagster over haar specifieke wensen met betrekking tot haar appartement en de eventuele (on)mogelijkheden daarvan, bevestigd. Voorts is in deze e-mail gemeld dat als klaagster geen gebruik wil maken van de showrooms voor specifieke zaken in het appartement, maar voor opties uit de optielijst kiest, zij die aanpassingen nog tot 1 juli 2017 kan doorgeven. Daarnaast is klaagster erop gewezen dat de door haar verzochte wijzigingen met betrekking tot het plaatsen van een toilet in de badkamer, een extra wastafel in de slaapkamer en een zitbad, niet mogelijk zijn en dat door haar niet meer van de koop kan worden afgezien. Tot slot is meegedeeld dat klaagster nog een optietekening en een opdrachtbevestiging van haar tot dusver gemaakte keuzes zal ontvangen. Bij deze e-mail heeft klaagster als bijlage ook ontvangen de ‘Handleiding koperskeuze’.

2.4    Per e-mail van 21 juni 2017 heeft klaagster aan de aannemer haar wensen met betrekking tot het meer- en minderwerk aan haar appartement kenbaar gemaakt, onder meer over het gewenste sanitair, en gevraagd om bij eventuele weigering van de door haar voorgestelde artikelen een suggestie te doen.

2.5    Per e-mail van 17 juli 2017 heeft de aannemer aan klaagster de opdrachtbevestiging met daarin de door klaagster gekozen en door de aannemer te realiseren opties gestuurd. Daarnaast is toegelicht waarom bepaalde opties van klaagster niet kunnen worden uitgevoerd. Klaagster is tot slot verzocht om de aangepaste opdrachtbevestiging uiterlijk 20 juli 2017 (digitaal) ondertekend te retourneren, bij gebreke waarvan haar appartement op bepaalde zaken alsnog standaard zal worden opgeleverd.

2.6    In de e-mails van 18 juli 2017 heeft de aannemer op bepaalde wensen van klaagster uit haar e-mail van 21 juni 2017, bevestigend, afwijzend of niet gereageerd en een aangepaste opdrachtbevestiging gestuurd zonder fonteintje. Ook is gemeld dat indien de aangepaste opdrachtbevestiging met de gekozen opties niet op 20 juli 2017 van klaagster is ontvangen, haar appartement standaard zonder meerwerkopties zal worden opgeleverd.

2.7    Vanwege een daarna met de aannemer ontstaan geschil over de oplevering van het appartement in afwijking van de door klaagster gewenste opties, heeft klaagster op 28 juli 2017 telefonisch contact gezocht met het kantoor van verweerster. Wegens verhindering van de zijde van klaagster heeft op 2 augustus 2017 een gesprek met verweerster op kantoor plaatsgevonden. De opdrachtbevestiging is op 8 augustus 2017 door klaagster ondertekend, waarna verweerster een toevoeging heeft aangevraagd.

2.8    In haar e-mail van 18 augustus 2017 heeft verweerster aan klaagster haar bevindingen gestuurd en dit advies gebaseerd op:

-    de op de overeenkomst van klaagster toepasselijk verklaarde bladzijden uit de HSK brochure, en wel met betrekking tot de technische omschrijving op hetgeen op de bladzijden 82 tot en met 88 (exclusief de impressies) daarover staat vermeld, met betrekking tot de verkooptekeningen schaal 1/50 voor de appartementen hetgeen daarover op de bladzijden 20 tot en met 78 (exclusief de impressies) staat vermeld, alsmede met betrekking tot de materialen en het kleurenschema hetgeen in de HSK brochure daarover op de bladzijden 80 en 81 staat vermeld, en op

-    de Handleiding koperskeuze.

Verweerster heeft in genoemde e-mail aan klaagster onder meer het volgende gemeld:

“ Ten aanzien van de door u gewenste keuzemogelijkheden wijs ik u op de volgende bepalingen in de [HSK] brochure. (…)

In [de Handleiding] is onder punt 1.1 vermeld dat individuele koperskeuzes bij uw appartement niet mogelijk zijn.

Onder punt 2.1 (…)

Onder punt 2.4 (…)

Onder individuele kopersopties is op pagina 8 uitdrukkelijk vermeld dat er naast de standaard optielijst geen individuele wensen mogelijk zijn bij dit project. (…)

Onder punt 2.5 (…)

Op pagina 10 is vermeld dat uw appartement standaard wordt uitgerust met sanitair en tegelwerk. Voor afwijkingen kunt u contact opnemen met de door de aannemer aangewezen sanitairshowroom. Het casco opleveren van uw badkamer of toilet is niet mogelijk.

Onder punt 3 (…)

Conclusie

Vorenstaande betekent dat u juridisch geen gronden heeft om de door u gewenste aanpassingen van de aannemer te kunnen afdwingen. De koopovereenkomst, de aannemingsovereenkomst en de aan u ter hand gestelde informatie geven u hiertoe geen mogelijkheid en gaan uit van het tegendeel, zoals hiervoor gespecificeerd aangegeven.

De door u gewenste wijzigingen in uw appartement had u voor het sluiten van de koopovereenkomst en de aannemingsovereenkomst moeten bespreken. Dan hadden partijen al dan niet overeenstemming hierover kunnen bereiken.

U gaf mij aan dat de makelaar kennis heeft genomen over een deel van de door u gewenste aanpassingen en “met u mee heeft gepraat”. Op dat moment had u c.q. de makelaar in overleg moeten gaan met de verkoper en aannemer om te vragen of dergelijke aanpassingen konden worden gerealiseerd. Nu kan dit niet meer.

Het lijkt er derhalve meer op dat de makelaar u wellicht niet of onvoldoende heeft geïnformeerd dan dat de aannemer iets doet wat niet kan.

Neemt u s.v.p. volgende week dinsdag 22 augustus a.s. telefonisch contact met mij op om vorenstaande te bespreken?”

2.9    Klaagster heeft hierop per e-mail van 21 augustus 2017  gereageerd. Daarin heeft zij, onder meer, aan verweerster laten weten dat:

-    zij de Handleiding waarnaar verweerster in haar advies verwijst pas ná aankoop van haar appartement heeft ontvangen, als bijlage bij een e-mail van 12 mei 2017 van de aannemer, zodat die Handleiding niet toepasselijk is verklaard op haar overeenkomst,

-    zij wel degelijk individuele opties mocht doorgeven mits vóór 1 juli 2017, hetgeen zij tijdig op 21 juni 2017 per e-mail heeft gedaan. Daarbij heeft zij de aannemer verzocht om een paar eenvoudige en kleine wensen met haar op te lossen met betrekking tot 2 deuren, een wastafel, een fonteintje en sanitair, terwijl zij volgens bladzijde 10 de mogelijkheid had om sanitair en tegelwerk naar eigen smaak aan te passen,

-    sprake is geweest van machtsmisbruik doordat de aannemer haar tijdig doorgegeven wensen heeft genegeerd en haar op 18 juli 2017 heeft overvallen met een opdrachtbevestiging met daarin de vermelding dat de door klaagster gekozen opties daarin waren opgenomen, terwijl zij wisten dat dat dat niet het geval was,

-    klaagster de e-mail van 21 juni 2017 met haar keuzes en wensen aan verweerster heeft gegeven en deze wensen nog altijd heeft, terwijl klaagster haar wensen tijdig want vóór 1 juli 2017 heeft doorgegeven,

-    met het verzoek aan verweerster om haar belangen hierin te behartigen.

2.10    Per e-mails van 22, 23 en 24 augustus 2017 heeft klaagster aan verweerster gevraagd om te reageren op haar e-mail van 21 augustus 2017 omdat sprake was van spoed aan haar zijde.

2.11    Verweerster heeft per e-mail van 24 augustus 2017 gereageerd en aan klaagster laten weten haar advies te handhaven. Zij heeft in dit kader onder meer geschreven:

“ U heeft in de overeenkomst d.d. 13 januari 2017  getekend voor ontvangst van de bijlagen die gespecificeerd zijn aangegeven op pagina 13 van de aannemingsovereenkomst. Dit is op dezelfde pagina als waarop u uw handtekening heeft gezet. Als u de stukken op dat moment niet had ontvangen, had u toen om de stukken moeten vragen zodat u van de inhoud kennis had kunnen nemen alvorens al dan niet een overeenkomst te tekenen.

Uw appartement is onderdeel van een project waarbij door u gewenste individuele keuzes niet mogelijk zijn. De aannemer wil hiervan niet afwijken en juridisch heeft u geen gronden om dit te kunnen afdwingen.

Anders dan u meent, is naar mijn mening i.c. geen sprake van een verboden koppelverkoop. Evenmin van oplichting of chantage, zoals u stelt.

Het lijkt erop dat u met verkeerde verwachtingen dit traject bent ingegaan en zult deze moeten bijstellen. U gaat uit voor de eisen van nieuwbouw terwijl i.c. voldaan dient te worden aan de eisen van transformatiebouw. (…)

U is de mogelijkheid geboden om voor 1 juli 2017 eventuele door u gewenste wijzigingen binnen de tussen partijen overeengekomen procedureafspraken (derhalve geen individuele keuzes) door te geven. (…).”

2.12    Per e-mails van 25 augustus 2017 en van zondag 3 september 2017 heeft klaagster aan verweerster laten weten niet tevreden te zijn en haar opdracht in te willen trekken en verzocht om duidelijkheid te verschaffen in hoeverre de aan klaagster verstrekte toevoeging al is gebruikt. In de tussenliggende periode heeft klaagster een klacht over verweerster bij de interne klachtenfunctionaris van het kantoor ingediend.

2.13    Per e-mail van zondag 3 september 2017 heeft (de afwezigheidsassistent van) verweerster aan klaagster gemeld dat zij in verband met vakantie afwezig is van 4 tot en met 22 september 2017 en aangegeven om bij dringende zaken contact op te nemen met kantoor.

2.14    Per e-mail van 7 september 2017 heeft de klachtenfunctionaris de klacht afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klaagster op basis van onjuiste en niet rechtsgeldige informatie negatief te adviseren in haar geschil met de aannemer.

Toelichting:

Volgens klaagster heeft zij verweerster verzocht om haar belangen te behartigen, niet om een advies op te stellen. Dat ongevraagde advies heeft verweerster vervolgens ten onrechte ook gebaseerd op de Handleiding Koperskeuze, terwijl die Handleiding niet van toepassing is verklaard op de door klaagster gesloten aannemersovereenkomst en ook niet bij de ondertekening van de overeenkomst aan haar is overhandigd. Pas bij de e-mail van 12 mei 2017 heeft een stagiaire van de aannemer die Handleiding alsnog zonder enige toelichting als bijlage meegestuurd. Op grond van artikel 19 van de aannemingsovereenkomst mocht klaagster nog wijzigingen doorgeven en dat heeft zij tijdig voor 1 juli 2017 gedaan. Wegens het daarna gebleken machtsmisbruik door de aannemer, had verweerster conform de opdracht moeten proberen te bemiddelen met de aannemer over de door klaagster gewenste redelijke aanpassingen aan haar appartement. Door dat niet te doen, heeft verweerster niet zorgvuldig jegens haar gehandeld, aldus klaagster;

b)    te verzwijgen dat zij door vakantie afwezig zou zijn, terwijl de kwestie van klaagster met spoed behandeld moest worden.

Toelichting:

Pas op 20 juli 2017 heeft klaagster geconstateerd dat sprake was van onacceptabel handelen door de aannemer nadat zij de e-mail van 18 juli 2017 van de kopersbegeleiding had ontvangen. Na doorverwijzing door het Juridisch Loket, en via een andere advocaat die haar zaak niet wilde doen, heeft klaagster binnen een week contact gezocht met verweerster. Klaagster had verwacht dat verweerster al meteen in augustus contact met de aannemer zou opnemen om te bemiddelen, maar heeft dat niet gedaan. Eind augustus 2017 heeft klaagster een klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster en is er toen zelf achter gekomen dat verweerster in september op vakantie zou zijn. Verweerster had de zaak van klaagster gezien de spoed ervan dan ook niet mogen aannemen met haar vakantie in aantocht. Door dat wel te doen, heeft zij klaagster in haar belangen geschaad;

c)    in tegenstelling tot hetgeen in haar advertentie op de website van ‘De Advocatenwijzer’ staat geen gratis kennismakingsgesprek te hanteren.

4    VERWEER

4.1    Verweerster betwist dat zij onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld en voert daartegen, voor zover dit al niet blijkt uit de vaststaande feiten, samengevat het volgende verweer.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster diende eerst als zorgvuldig advocaat op basis van het haar overhandigde dossier te onderzoeken of rechtsmaatregelen van klaagster jegens de aannemer geëigend waren. Na uitgebreid onderzoek van dat dossier kwam zij tot haar gemotiveerde advies van 18 augustus 2017 aan klaagster dat geen juridische gronden aanwezig waren om tot rechtsmaatregelen jegens de aannemer over te gaan. Van de door klaagster gestelde benadeling, misleiding en machtsmisbruik door de aannemer was naar de mening van verweerster geen sprake. Haar advies heeft zij mede gebaseerd op de aannemingsovereenkomst transformatiebouw en op de daarin genoemde bijlagen. Die bijlagen, evenals de Handleiding Koperskeuze, waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aan klaagster overhandigd en maakten daarvan aldus deel uit. Anders dan klaagster heeft aangevoerd is in lid 2 van artikel 19 van de aannemingsovereenkomst een bepaling opgenomen over het moment van het in rekening brengen daarvan bij overeengekomen sluitingsdata. De aannemer heeft in de e-mail van 18 juli 2017 gemotiveerd en afdoende geantwoord op de verzoeken tot meer- en minderwerk van klaagster. Onder meer de aangepaste opdrachtbevestiging van 18 juli 2017 (bijlage 24 en 25 bij de klachtbrief) heeft klaagster niet aan verweerster gegeven, zodat zij daarmee geen rekening heeft kunnen houden.

4.3    Alle door klaagster gewenste individuele wijzigingen aan haar appartement waren niet mogelijk. In haar advies heeft zij klaagster ook laten weten dat voor zover de aannemer niet tegemoet kwam aan haar wensen, dat kwam doordat die buiten de meer- en minderwerkopties vielen. Klaagster heeft een appartement gekocht in een renovatieproject met weinig individuele keuzemogelijkheid.  Dat klaagster het daar niet mee eens was en dus ook niet met het advies van verweerster, is haar goed recht, maar daarmee handelt verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Voor haar vakantie in september 2017 heeft verweerster het dossier op verzoek van klaagster aan haar geretourneerd en daarmee was het dossier gesloten. Klaagster was toen in de gelegenheid om een andere advocaat te benaderen. Tijdens vakanties worden haar zaken waargenomen door een kantoorgenoot. Pas na haar vakantie, op 4 oktober 2017, is een verzoek van een andere advocaat binnen gekomen die louter heeft gevraagd om toezending van de toevoeging en een urenopgave. Door de vakantie van verweerster heeft klaagster daarvan geen hinder ondervonden.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Tijdens het eerste telefoongesprek op 28 juli 2017 heeft verweerster desgevraagd aan klaagster laten weten dat een eerste inhoudelijke bespreking bij haar op kantoor niet gratis is. Dat staat ook niet zo op de website van haar kantoor. 

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling stelt de raad het volgende voorop. Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke norm, daarbij, ter invulling van deze norm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    Waar in het navolgende over de gedragsregels wordt gesproken, wordt gedoeld op de gedragsregels zoals die in 1992 zijn vastgesteld en van kracht zijn geworden.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    In deze staat centraal of verweerster de afwikkeling van het geschil van klaagster met de aannemer van het door haar gekochte appartement heeft behandeld met voldoende zorg ten opzichte van de belangen van klaagster, als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De raad neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.

5.4    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.5    Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat het handelen van verweerster niet heeft voldaan aan deze kwaliteitseisen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster het - terecht - door haar opgestelde advies van 18 augustus 2017 over de haalbaarheid van het verzoek van klaagster deels gebaseerd op onjuiste aannames en daardoor een onjuist advies aan klaagster gegeven, althans heeft zij daarover bij klaagster misverstand laten ontstaan. Zij heeft in haar advies immers verwezen naar bepalingen uit de Handleiding Koperskeuze, terwijl niet is gebleken dat klaagster die Handleiding heeft gekregen tijdens de ondertekening van de koop- en aannemingsovereenkomst of dat die Handleiding in de aannemingsovereenkomst van toepassing is verklaard. Dat die Handleiding, die klaagster naar haar zeggen pas maanden later toevallig van de aannemer heeft ontvangen als bijlage bij de e-mail van 12 mei 2017, toch rechtsgevolg voor klaagster heeft gehad, zoals verweerster ter zitting heeft betoogd, kan de raad, tegenover de betwisting daarvan door klaagster, niet vaststellen.  Daarnaast heeft verweerster in haar advies aan klaagster geconcludeerd dat de door klaagster gewenste wijzigingen in haar appartement vóór het sluiten van de koop- een aannemingsovereenkomst besproken en geregeld hadden moeten worden en dat het daarvoor inmiddels te laat was. Alhoewel de raad begrijpt dat verweerster daarmee heeft bedoeld aan te geven dat de door klaagster gewenste wijzigingen aan het appartement voor zover die buiten de toegestane meer- en minderwerkopties vielen, niet meer mogelijk waren, had de e-mail van klaagster van 21 augustus 2017 in elk geval aanleiding voor verweerster moeten zijn om bij klaagster navraag te doen naar haar werkelijke bedoeling van de opdracht en daarbij kunnen informeren naar de gang van zaken bij de afgifte van de Handleiding Koperskeuze aan klaagster.

5.6    In de hiervoor geschetste omstandigheden had verweerster door nader onderzoek en beter doorvragen mogelijk ontdekt dat klaagster, zoals zij heeft aangevoerd, aan verweerster had verzocht om haar te helpen door een bemiddelende rol op zich te nemen richting de aannemer. Dan kon worden bezien of de problemen van klaagster met behulp van verweerster mogelijk hadden kunnen worden opgelost. Ook als klaagster niet voelde voor een bemiddelende rol omdat zij daar geen resultaat van verwachtte, dan had zij ook dat duidelijk aan klaagster uit kunnen leggen. Nu verweerster dit niet heeft gedaan waardoor aan de zijde van klaagster onduidelijkheid is ontstaan, is zij naar het oordeel van de raad in haar zorg jegens klaagster tekortgeschoten en heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.7    Niet valt in te zien in hoeverre in dezen een verwijt aan verweerster kan worden gemaakt. Vaststaat dat de advocaat-cliënt relatie door klaagster is verbroken voordat verweerster op vakantie ging, zodat verweerster niet kan worden verweten dat zij klaagster niet van haar vakantie op de hoogte heeft gesteld. Daar komt bij dat verweerster, indien zij  haar werkzaamheden toch had voortgezet voor klaagster, onweersproken heeft aangevoerd dat bij haar praktijk bij haar afwezigheid wordt waargenomen zodat geen bezwaar bestond voor verweerster om de opdracht van klaagster in eerste instantie aan te nemen. Nu de opvolgend advocaat bovendien pas na de vakantie van verweerster contact met haar heeft gezocht, is klaagster daardoor niet benadeeld. Daarmee oordeelt de raad klachtonderdeel b) ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

5.8    Verweerster heeft betwist dat zij een gratis kennismakingsgesprek hanteert. Ter zitting heeft zij nog toegelicht dat zij daarmee ook niet adverteert op de website van kantoor. Haar lidmaatschap op de website van De Advocatenwijzer heeft zij al langer geleden beëindigd en bovendien gold de gratis kennismaking destijds alleen voor via die website doorverwezen cliënten.  Gelet hierop en de werkzaamheden voor klaagster op basis van een toevoeging zijn gedaan, heeft zij belang bij dit klachtonderdeel.

5.9    Nu een feitelijke grondslag ontbreekt, wordt ook klachtonderdeel c) ongegrond verklaard.

6    MAATREGEL

De raad heeft een klachtonderdeel gegrond geoordeeld en de overige twee klachtonderdelen ongegrond. Nu verweerster niet de zorg heeft betracht jegens klaagster zoals van haar verwacht mocht worden, ziet de raad aanleiding om aan verweerster de maatregel van waarschuwing op te leggen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46 e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

    € 1.000,- in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3    Verweerster dient het bedrag van € 1.000,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-232.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

-    verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, H.J.P. Robers, E.H. de Vries, E.A.C. van de Wiel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2019.

griffier                                                                   voorzitter

Verzonden d.d. 20 mei 2019.