ECLI:NL:TADRARL:2019:78 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-499

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:78
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 18-499
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: de raad is van oordeel dat geen sprake is geweest van een tegenstrijdig belang in de zin van regel 7 (Gedragsregels 1992). Verweerder mocht, na de daartoe verkregen instemming van klager/ oud-bestuurder van de failliete stichting, telefonisch informatie over de aanstaande onlineveiling van de failliete verschaffen aan een geïnteresseerde koper zoals hij heeft gedaan. De beperkte sponsoring door het kantoor van verweerder aan die mogelijke koper stond hieraan niet in de weg. Overige bijzondere omstandigheden dat verweerder daarbij toch onbetamelijk heeft gehandeld zijn gesteld noch gebleken. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 mei 2019

in de zaak 18-499

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 december 2017, aangevuld bij brief van 8 januari 2018, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 28 juni 2018 met kenmerk 51/18/003, door de raad ontvangen op 29 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2019 in aanwezigheid van klager, in aanwezigheid van de heer [naam], en verweerder, ter zitting bijgestaan door kantoorgenoot, mr. [naam]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In de loop van 2016 heeft klager op advies van de heer [H], werkzaam bij een financieel adviesbureau, in zijn toenmalige hoedanigheid van mede-bestuurder van Stichting [naam] (hierna: het Golfpark) aan verweerder verzocht om het Golfpark te adviseren bij het dreigende faillissement. Klager en de heer [H] hebben daarover besprekingen met verweerder gehad.

2.3    Op 10 mei 2017 is het Golfpark failliet verklaard.

2.4    Na het faillissement van het Golfpark en voor de datum van de onlineveiling heeft verweerder telefonisch aan klager gevraagd of hij ‘een’ beller met zijn kantoor informatie mocht geven over de onlineveiling van het Golfpark. Klager heeft daarmee ingestemd en verweerder ook verzocht hem nog te informeren over de naam van de beller. Nadat hij dat heeft uitgezocht, heeft verweerder aan klager laten weten dat die beller de heer [A] is geweest.

2.5    Tijdens de onlineveiling van het Golfpark is de heer [A] daarvan eigenaar geworden. De heer [A] is tevens eigenaar van de [naam] te [B] (hierna: de [Academie]). Sinds 2014 wordt de [Academie] door het advocaten- en notarissenkantoor van verweerder voor een bedrag van € 2.000,- per jaar gesponsord.

2.6    De klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder heeft per e-mail van 4 december 2017 de interne klacht van klager over een vermeend belangenconflict afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

klager in zijn hoedanigheid van toenmalige bestuurder van het Golfpark met tegenstrijdige belangen te adviseren bij het faillissement en vertrouwelijk verkregen informatie over het Golfpark, over klager en diens vennootschap, te delen met de heer [A], waardoor klager als mede-schuldeiser van het Golfpark financieel is benadeeld.

3.2    Ter toelichting heeft klager het volgende aangevoerd. Volgens klager was verweerder vanwege alle besprekingen sinds medio 2016, ook in aanwezigheid van financieel adviseur de heer [H], op de hoogte van alle beschikbare (financiële) informatie van het Golfpark voordat het op 10 mei 2017 failliet is verklaard. Tussen het faillissement en de onlineveiling van het Golfpark heeft het kantoor van verweerder telefonisch contact gehad, naar klager later is gebleken, met de heer [A] met vragen over de onlineveiling van het Golfpark. Het bevreemdt klager ten zeerste dat verweerder daarna tijdens zijn telefoongesprek met klager liet weten dat hij niet wist wie contact had gezocht met zijn kantoor. Klager vraagt zich ook af waarom de heer [A] juist het kantoor van verweerder heeft gebeld, terwijl hij ook de curator had kunnen bellen met zijn vragen over de onlineveiling. Onduidelijk voor klager was ook in welke relatie verweerder tot de heer [A], voorzitter van de [Academie], en diens partner, penningmeester aldaar, heeft gestaan en wie de notaris is naar wie hij de heer [A] naar zijn zeggen vervolgens heeft verwezen. Klager is er pas later achter gekomen dat de [Academie] van de heer [A], de uiteindelijke koper van het failliete Golfpark, al sinds 2014 wordt gesponsord door het kantoor waar verweerder werkzaam is. Het is achteraf ook opmerkelijk dat verweerder herhaaldelijk aan klager heeft gemeld dat hij maximaal € 300.000,-  als opbrengst uit de onlineveiling van het Golfpark verwachtte; dit terwijl eerdere taxaties veel hoger waren geweest. Uit vorenstaande feiten en de omstandigheid dat de heer [A] daarna voor € 325.000,- het Golfpark heeft kunnen kopen, leidt klager af dat hij vertrouwelijke informatie over het Golfpark moet hebben gekregen van verweerder. Klager is door de extreem lage verkoopprijs benadeeld als mede-schuldeiser van het Golfpark, hetgeen verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten.

4.    VERWEER

4.1    Volgens verweerder is geen sprake geweest van een tegenstrijdig belang, zoals hem wordt verweten. De heer [A], zijn partner en de [Academie] zijn nimmer cliënt bij zijn kantoor geweest. Verweerder was ook niet bekend met de heer [A], diens partner of de [Academie], toen hij vanaf medio 2016 op verzoek van klager de belangen van het Golfpark is gaan behartigen in aanloop naar het mogelijke faillissement. Dat zijn kantoor [Academie] vanaf 2014 op beperkte schaal sponsorde, was voor verweerder geen belemmering om klager bij te staan. Daar komt bij dat de heer [A] pas nadát het faillissement van Golfpark was uitgesproken en kort voordat de onlineveiling plaatsvond als potentiële investeerder/koper contact heeft gezocht met zijn kantoor en na interne verwijzing bij verweerder terecht is gekomen. Eerst nadat klager daarmee had ingestemd, heeft verweerder telefonisch contact gehad met de heer [A] en zijn vragen over de onlineveiling in algemene bewoordingen beantwoord.

4.2    Verweerder betwist dat hij van klager verkregen vertrouwelijke (financiële) informatie over het Golfpark met derden heeft gedeeld. In het bewuste telefoongesprek met de heer [A] heeft hij hem doorverwezen naar een notaris binnen het kantoor. Verweerder bestrijdt dat hij door dat telefonische contact met de heer [A] de (financiële) belangen van klager heeft geschaad. Verweerder staat er ook volledig buiten dat de heer [A] uiteindelijk kennelijk het hoogste - en inderdaad teleurstellend laag - bod heeft uitgebracht bij de veiling van het Golfpark.

4.3    Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat hij in zijn brief van 1 mei 2018 aan de deken abusievelijk heeft geschreven dat hij de heer [A] wilde ‘bijstaan’, maar daarmee bedoelde dat hij aan de heer [A] algemene informatie heeft verstrekt, met de voorafgaande toestemming van klager.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke norm, daarbij, ter invulling van deze norm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    Een advocaat mag in het algemeen niet optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot (vgl. Gedragsregel 7 van de Gedragsregels 1992 ). De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in Gedragsregel 7 lid 5 óf indien beide partijen overeenkomstig Gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

5.3    De raad heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet kunnen vaststellen dat de heer [A] - of aan hem gelieerde personen of bedrijven - cliënt zijn geweest van het kantoor van verweerder. Met verweerder is de raad van oordeel dat de beperkte sponsoring van het kantoor aan de [Academie] van de heer [A], en in die zin de vermelding van de [Academie] in het adressenbestand van het kantoor van verweerder, verweerder er niet van hoefde te weerhouden om ná het faillissement van het Golfpark telefonisch informatie aan diezelfde heer [A] te verschaffen over de onlineveiling, temeer daar klager daarmee op voorhand had ingestemd. Het verwijt dat verweerder in datzelfde telefoongesprek, of op enig ander moment, relevante financiële informatie over het Golfpark, dan wel anderszins eerder verkregen vertrouwelijke informatie van of over klager, met de heer [A] heeft gedeeld waardoor ten nadele van klager een veel lagere verkoopopbrengst voor het Golfpark op de veiling is behaald, is onvoldoende concreet onderbouwd. De raad is aldus niet gebleken dat sprake is geweest van een tegenstrijdig belang in de zin van Gedragsregel 7. Niet valt in te zien in hoeverre in dezen aan verweerder nog een verwijt kan worden gemaakt, dat hij de naam van de notaris naar wie hij de heer [A] intern heeft doorverwezen niet aan klager wilde afgeven.

5.4    Niettemin kan het optreden van verweerder in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 van de Advocatenwet. Dat kan het geval zijn indien klager stelt dat het handelen van verweerder in de gegeven omstandigheden zo bezwaarlijk is geweest, dat verweerder zich daarvan had dienen te onthouden. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.

5.5    Op grond van het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, oordeelt de raad de klacht dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, H.J.P. Robers, E.H. de Vries, E.A.C. van der Wiel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2019.

griffier                                                                   voorzitter

Verzonden d.d. 13 mei 2019.