ECLI:NL:TADRARL:2019:76 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-573

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:76
Datum uitspraak: 20-05-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 18-573
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad oordeelt dat de juistheid van het verwijt van klager over de weigering van verweerder tot  afgifte van zijn dossier en van bepaalde andere stukken feitelijk niet is komen vast te staan. Met toestemming van klager mocht een door de deken aangewezen onderzoeker, een advocaat, contact hebben met verweerder. Niet gebleken dat verweerder heeft geweigerd aan dat onderzoek mee te werken of heeft getracht om die onderzoeker te beïnvloeden. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 mei 2019

in de zaak 18-573

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 maart 2018, aangevuld bij brieven van 28 maart 2018 , 17 april 2018 en van 8 mei 2018, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 juli 2018 met kenmerk K 18/45, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2019 in aanwezigheid van klager, in aanwezigheid van mevrouw S. Tevens is verweerder verschenen, die ter zitting is bijgestaan door een kantoorgenoot,  mr. C. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in een civiele procedure, die op 24 december 2014 is geëindigd met een vonnis van de rechtbank Gelderland.

2.3    In 2015 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 26 augustus 2016 een deel van de klachten gegrond en een deel ongegrond verklaard en, anders dan de raad, aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd.

2.4    Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de beweerdelijk door hem geleden schade. Bij brief van 24 januari 2017 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder erkend dat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt, maar betwist dat klager daardoor schade heeft geleden en de aansprakelijkheid van verweerder afgewezen.

2.5    De daarna door klager aangezochte advocaten bleken niet bereid om hem bij te staan in zijn op te starten schadevergoedingsprocedure jegens verweerder. Daarop heeft klager op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet aan de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen.

2.6    De deken heeft dit verzoek van klager op 16 mei 2017 afgewezen. Bij beslissing van 13 oktober 2017 heeft het Hof van Discipline het beklag van klager tegen de beslissing van de deken gegrond verklaard.

2.7    De deken heeft daarop een advocaat, mr. S, aangewezen om aan hem een advies uit te brengen omtrent klagers verzoek.

2.8    Tussen mr. S en verweerder is contact geweest.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    een cd-schijf, die door klager aan hem in bewaring is gegeven ter bescherming van klager en van mevrouw S, kwijt te raken, waardoor levens in gevaar zijn gebracht;

b)    na te laten om alle dossierstukken aan klager te overhandigen en daarover te liegen.

Toelichting:

Volgens klager heeft verweerder het ontvangstbewijs - waarop verweerder zich beroept - gemanipuleerd want klager heeft nimmer een aangetekende brief met stukken van verweerder ontvangen. Verweerder heeft ook gelogen over de overhandiging van de dossiers aan klager. Het bevreemdt klager dat verweerder nu ook stelt niets meer van zijn dossier te hebben, terwijl een advocaat dossiers tien jaar dient te bewaren;

c)    zonder toestemming van klager telefonisch contact te hebben gehad met de door de deken aangewezen advocaat, mr. S, die onderzoek diende te doen naar het optreden van verweerder, waardoor de integriteit en de zuiverheid van dat onderzoek in het gedrang zijn gekomen en dat niet meer als objectief kan worden gezien;

d)    na te laten om een originele kwitantie, die klager aan verweerder in de procedure van een cliënte (mevrouw S) namens haar ter hand heeft gesteld, terug te sturen aan klager, terwijl verweerder had besloten om in die procedure van mevrouw S enkel via klager te communiceren.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld en voert daartoe onder meer het volgende verweer.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder betwist dat klager aan hem een CD-schijf heeft gegeven.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Nadat klager op 9 maart 2015 het vertrouwen in hem had opgezegd, heeft verweerder de stukken in het dossier P op voorhand per aangetekende Falkpost aan klager gezonden. Dit in verband met de beroepstermijn die in de zaak van klager op 24 maart 2015 afliep. Ter onderbouwing hiervan verwijst verweerder naar de overgelegde afschriften van het aangetekend versturen en het door klager ondertekende bewijs van ontvangst. Hij betwist dat daarbij sprake is van manipulatie. Later zijn ook nog stukken op kantoor afgehaald.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Het stond hem vrij om contact te hebben met mr. S. Dat is niet in strijd met enige gedragsregel. Voor het overige betwist verweerder het verwijt als onvoldoende onderbouwd.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Verweerder had met zijn toenmalige cliënte, mevrouw S, afgesproken dat de communicatie via klager zou verlopen. Dat hij een originele kwitantie in die kwestie heeft gehad, wordt door hem betwist, evenals alle overige daarmee samenhangende verwijten.

5    BEOORDELING

5.1    Bij deze beoordeling stelt de raad het volgende voorop. Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke norm, daarbij, ter invulling van deze norm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Nu verweerder gemotiveerd heeft betwist dat klager hem op enig moment een CD-schijf in bewaring heeft gegeven, is de juistheid van het verwijt dat verweerder die CD-schijf is kwijt geraakt en daarmee de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet komen vast te staan. Dit leidt ertoe dat de raad klachtonderdeel a) ongegrond zal verklaren.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Ter zitting heeft verweerder een brief van klager van 25 maart 2015 voorgelezen waarin klager aan verweerder heeft bevestigd dat hij na het weekend het dossier via de koeriersdienst heeft ontvangen en dat hij de andere stukken persoonlijk heeft opgehaald. Volgens verweerder bedoelde klager met ‘de andere stukken’ al zijn andere dossiers.

5.4    Nu klager het bestaan en de inhoud van zijn brief van 25 maart 2015 aan verweerder niet heeft weersproken, maar alleen de werkwijze van verweerder bij verzending van de stukken per koerier heeft betwist, is het verwijt dat verweerder heeft nagelaten om alle stukken aan klager af te geven, feitelijk niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de raad ook klachtonderdeel b) ongegrond dient te verklaren.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat klager aan mr. S toestemming heeft gegeven om contact met verweerder te hebben in verband met het door mr. S op verzoek van de deken te verrichten onderzoek. Tijdens dat gesprek, zo heeft verweerder ter zitting verklaard, is alleen gesproken over de afgifte van het dossier aan klager, dat al door hem was afgegeven. Daarna heeft verweerder niets meer vernomen van mr. S. Verweerder heeft ter zitting betwist dat hij heeft geweigerd om aan het onderzoek van mr. S mee te werken of dat hij dat heeft geprobeerd te beïnvloeden.

5.6    Op grond van het vorenstaande is de raad niet gebleken dat verweerder in deze tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Feiten of omstandigheden die dat verwijt nader onderbouwen zijn gesteld noch gebleken.  De raad oordeelt ook klachtonderdeel c) ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7    Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat klager hem op enig moment een originele kwitantie heeft gegeven zodat de juistheid van het verwijt, dat verweerder heeft nagelaten om die kwitantie aan hem terug te sturen, niet is gebleken. Daarmee is de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de raad klachtonderdeel d) ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. E. Bige, R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2019.

griffier                                                                           voorzitter

Verzonden d.d. 20 mei 2019.