ECLI:NL:TADRARL:2019:53 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-076

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:53
Datum uitspraak: 01-05-2019
Datum publicatie: 06-05-2019
Zaaknummer(s): 19-076
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen voormalig eigen advocaat in echtscheidingsprocedure in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster haar geheimhoudingsplicht jegens klager heeft geschonden of op andere wijze laakbaar heeft gehandeld.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 1 mei 2019

in de zaak 19-076

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 11 februari 2019 met kenmerk 2018 KNN 092/673936, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft een relatie gehad met mevrouw W. van D. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren.

1.2    Op enig moment is de relatie tussen klager en mevrouw W. van D. verbroken.

1.3    Vanaf begin augustus 2016 heeft verweerster de belangen van klager behartigd in drie zaken tegen mevrouw W. van D. (hierna: de wederpartij). Het betrof een bodemprocedure (met daarin een voorlopige voorziening inzake omgang en gezag van de twee minderjarige kinderen), een kort geding inzake een straat- en contactverbod en een hogerberoepsprocedure inzake het straat- en contactverbod.

1.4    Ook heeft verweerster namens klager een klacht ingediend tegen de Raad voor de Kinderbescherming en beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad op die klacht.

1.5    Op 22 december 2017 heeft verweerster zich aan de zaken van klager onttrokken nadat klager verweerster ervan beschuldigde samen te spannen met de Raad voor de Kinderbescherming.

1.6    Bij brief van 2 januari 2018, door de deken ontvangen op 6 juli 2018, heeft klager een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster het vertrouwen van klager in haar en haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden;

Toelichting:

Verweerster heeft rechtstreeks contact gehad met de wederpartij en de Raad voor de Kinderbescherming over zaken. Dit is in strijd met de geheimhoudingspicht.

b)    verweerster met opzet informatie heeft achtergehouden die van belang was voor de beslissing van de rechtbank;

Toelichting:

Verweerster heeft door het achterhouden van informatie de zaak gemanipuleerd.  Er was veel belastende informatie over de wederpartij die niet benut is.

c)    verweerster ten onrechte geen bezwaar heeft gemaakt tegen de onderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming.

Toelichting:

Het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is uitgevoerd door de heer Van D. (hierna: de onderzoeker). Verweerster had bezwaar tegen de onderzoeker moeten maken op grond van dezelfde achternaam als de wederpartij.  Verweerster heeft samen met de onderzoeker en de wederpartij een criminele organisatie gecreëerd om klager en de kinderen te isoleren.

d)    verweerster klager een ander rapport van de Raad voor de Kinderbescherming heeft gestuurd dan de rechtbank heeft gekregen;

Toelichting:

Klager heeft dit afgeleid uit gesprekken. Klager heeft alle ontmoetingen met verweerster opgenomen en beschikt over bewijs.

e)    verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en discriminatie;

Toelichting:

Verweerster heeft meerdere keren gezegd dat als Nederland klager niet aanstaat, hij beter kan teruggaan naar zijn eigen land.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft verweer gevoerd en betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Het verweer luidt, zakelijk weergegeven, als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerster heeft nimmer rechtstreeks contact gehad met de wederpartij. Zij heeft als belangenbehartiger van klager wel het nodige contact gehad met de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerster betwist daarbij haar geheimhoudingsplicht te hebben geschonden. Klager heeft ook niet aangegeven om welke informatie het zou gaan.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerster heeft steeds met klager overlegd welke informatie aan de rechtbank verstrekt zou worden. Klager en verweerster verschilden hierover soms van mening. Volgens verweerster had niet alle informatie van klager een positief effect op de procedure(s). Als dominus litis bepaalt verweerster welke informatie uiteindelijk wordt ingediend. Verweerster heeft klager laten weten dat als hij het niet meer haar werkwijze eens was, het hem vrijstond een andere advocaat in te schakelen of een second opinion te vragen. Klager heeft uiteindelijk steeds ingestemd met het standpunt van verweerster.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Verweerster heeft niet samengespannen met de Raad voor de Kinderbescherming of de wederpartij. Verweerster heeft klager steeds naar beste weten bij te staan en heeft daarin op geen enkele wijze zijn belangen ondermijnd.

Ad klachtonderdeel d)

3.5    Dat het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming bepaalde punten niet bevatte, is juist aanleiding geweest om namens klager een klacht in te dienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Die klacht is uiteindelijk deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verweerster betwist dat er een ander rapport in omloop is.

Ad klachtonderdeel e)

3.6    Verweerster herkent zich niet in de door klager geuite beschuldigingen. Zij betwist haar macht te hebben misbruikt of klager te hebben gediscrimineerd.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat het een klacht tegen de (voormalig) eigen advocaat betreft.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Ad klachtonderdeel a)

Klager stelt dat verweerster rechtstreeks contact heeft gehad met de wederpartij. Verweerster heeft dit expliciet betwist. Klager heeft niet (voldoende) toegelicht en onderbouwd waaruit het rechtstreeks contact blijkt en dat en waarom dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is geweest. De voorzitter heeft de juistheid hiervan dus niet kunnen vaststellen. Datzelfde geldt voor het verwijt dat verweerster in het contact met de Raad voor de Kinderbescherming haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Ook hier is niet helder om welke concrete informatie en stukken het zou gaan. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. Klachtonderdeel a wordt kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Dat verweerster informatie die voor klager van belang was, bewust voor de rechtbank heeft achtergehouden, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen nu verweerster dit gemotiveerd heeft betwist. Kennelijk wenste klager soms meer of andere stukken en/of informatie in de procedure in te brengen dan verweerster op basis van haar professie verstandig achtte. Uit niets is de voorzitter gebleken dat verweerster hierbij de vrijheid die haar toekwam te buiten is gegaan, temeer ook omdatuiteindelijk kennelijk steeds overeenstemming werd bereikt over de stukken en informatie zoals die door verweerster bij de rechtbank zijn aangeleverd. Klager is daarmee dus destijds akkoord gegaan. Voor zover klager doelt op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming heeft verweerster toegelicht dat de klacht die zij namens klager bij die Raad heeft ingediend juist zag op het onvoldoende  weergeven van de visie van klager. Deze klacht is door de Raad voor de Kinderbescherming (deels) gegrond geoordeeld. Niet valt in te zien dat en waarom verweerster op dit punt een verwijt kan worden gemaakt. Ook klachtonderdeel b wordt kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Volgens klager had verweerster bezwaar moeten maken tegen de benoeming van de onderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming vanwege zijn achternaam nu deze (deels) gelijk is aan die van de wederpartij. Klager heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een familierelatie of andere relatie tussen de onderzoeker en de wederpartij. Het is de voorzitter niet helder op basis waarvan verweerster bezwaar had moeten maken. Van enige samenspanning tussen verweerster enerzijds en de Raad voor de Kinderbescherming en de wederpartij anderzijds, is de voorzitter niets gebleken. Ook klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Klager verwijt verweerster dat zij hem een ander rapport van de Raad voor de Kinderbescherming heeft toegestuurd dan het rapport dat aan de rechtbank is verstrekt. Volgens klager is hem dit gebleken uit gesprekken. Verweerster heeft de juistheid hiervan betwist. Nu klager op geen enkele wijze heeft toegelicht en met stukken heeft onderbouwd om welke gesprekken het zou gaan en wat daarin precies naar voren is gekomen, heeft de voorzitter de juistheid van het verwijt van klager niet kunnen vaststellen.

4.6    Waar klager zich beklaagt over het ontbreken van informatie over de wederpartij in het rapport, heeft verweerster gemotiveerd toegelicht dat nou juist het ontbreken van voor klager relevante informatie de reden is geweest om namens klager een klacht bij de Raad voor de Kinderbescherming in te dienen (welke klacht kennelijk deels gegrond is verklaard). Niet valt in te zien dat en waarom verweerster op dit punt een verwijt kan worden gemaakt.

4.7    Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, oordeelt de voorzitter ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.8    Volgens klager heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan machtsmisbruik en discriminatie. Deze klacht is algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd. De voorzitter heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat hiervan sprake is geweest. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 1 mei 2019.

griffier    voorzitter

Verzonden d.d. 1 mei 2019.