ECLI:NL:TADRARL:2019:38 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-440

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:38
Datum uitspraak: 11-02-2019
Datum publicatie: 25-02-2019
Zaaknummer(s): 18-440
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Maatregelen, subonderwerp: Artikel 48b Advocatenwet
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar gegrond. Vaststaat dat verweerster ondanks herhaaldelijk rappel door de deken niet (inhoudelijk) heeft gereageerd in het onderzoek naar de klachten over verweerster in de klachtzaken 18-575 en 18-576. Eerst ter zitting van de raad heeft verweerster gereageerd en toegelicht welke problemen haar parten speelden. Naar het oordeel van de raad is het in het belang van alle betrokken partijen, maar vooral van verweerster zelf, dat getracht wordt een positieve verandering aan te brengen in het gedrag van verweerster ten aanzien van haar praktijkvoering. De raad acht het opportuun om aan verweerster een voorwaardelijke schorsing op te leggen van 16 weken met als bijzondere voorwaarde begeleiding door een coach.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 11 februari 2019

in de zaak 18-440

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

deken

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 juni 2018, met kenmerk K 18/38, door de raad digitaal ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend over verweerster. Het dekenbezwaar hangt samen met twee andere klachtzaken die bij de raad bekend zijn onder zaaknummers 18-575 en 18-576.

1.2    Het dekenbezwaar is ter zitting van de raad van 29 november 2018 gelijktijdig behandeld met eerst (om 10:00 uur) klachtzaak 18-575 en daarna (om 11:00 uur) klachtzaak 18-576.  De deken heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door waarnemend deken mr. M.L.J. Bomers en mr. M-L. A.J. Hoppenbrouwers (adjunct secretaris). Verweerster is bij de behandeling van de klachtzaak 18-575 en het dekenbezwaar om 10:00 uur zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Bij de behandeling van de klachtzaak 18-576 en het dekenbezwaar om 11:00 uur is verweerster wel verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    het e-mailbericht van de deken van 18 december 2018;

-    de e-mailberichten van verweerster van 21 december 2018 en 7 januari 2019. 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

Klachtzaak 1 (18-575)

2.2    Bij brief van 16 juni 2017 heeft de heer K. een klacht ingediend over verweerster. Bij brief van 27 februari 2018 heeft de deken verweerster verzocht  om hem binnen de door hem gestelde termijn een reactie op de klacht te geven.

2.3    Wegens het uitblijven van een reactie heeft de deken verweerster bij brief van 3 april 2018 verzocht om alsnog binnen twee weken te reageren. In die brief heeft de deken gerefereerd aan het telefoongesprek met verweerster waarin verweerster aangaf – kort gezegd – dat haar reactie enkele dagen later zou worden toegestuurd.

2.4    Bij brief van 25 april 2018 heeft de deken verweerster bericht nog steeds niets van haar te hebben ontvangen of vernomen.

2.5    De deken heeft verweerster opnieuw gerappelleerd bij brief van 14 mei 2018.

2.6    Verweerster heeft niet gereageerd.

Klachtzaak 2 (18-576)

2.7    Bij brief van 28 maart 2018 hebben de heren R. een klacht ingediend over verweerster bij de deken.

2.8    Bij brief van 3 april 2018 heeft de deken verweerster verzocht om op de klacht van klagers te reageren. Binnen de door de deken gestelde reactietermijn heeft de deken niet van verweerster vernomen.

2.9    De deken heeft verweerster bij brief van 14 mei 2018 gerappelleerd en haar verzocht alsnog binnen week te reageren.

2.10    Verweerster heeft niet gereageerd.

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het dekenbezwaar houdt in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ondanks herhaaldelijk rappel niet (inhoudelijk) heeft gereageerd in het onderzoek naar de klachten van de heer K. in klachtzaak 1 en de heren R. in klachtzaak 2.

Toelichting:

3.2    De deken heeft verweerster meermalen verzocht te reageren en dat heeft verweerster bij herhaling niet gedaan. Voor de deken is de maat vol. Voor het tuchtrecht is de medewerking van een advocaat aan het onderzoek van de deken naar een tegen die advocaat ingediende klacht onontbeerlijk omdat zonder deze medewerking een oordeel over de ingediende klacht niet goed mogelijk is. De deken verwijst naar Gedragsregel 29 (nieuw) waarin is bepaald dat een advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken.

3.3    Het is de deken ambtshalve bekend dat verweerster het erg druk heeft en soms als een struisvogel de kop in het zand steekt en moeilijke dingen voor zich uit schuift. In correspondentie met de deken heeft verweerster haar excuses aangeboden voor een eerdere verlate reactie (naar aanleiding van een kantoorbezoek op 19 december 2017), welke excuses destijds door de deken zijn aanvaard. De handelwijze van verweerster zoals hiervoor omschreven getuigt echter opnieuw van het niet serieus nemen van verzoeken van de deken. Mogelijk speelt hier weer de neiging om lastige zaken voor zich uit te schuiven. Indien verweerster echter keer op keer niet reageert op brieven van de deken, zelfs niet nadat zij wordt gerappelleerd en waarbij zij met klem wordt gewezen op de (tuchtrechtelijke) noodzaak om de deken te voorzien van een reactie, is een dekenbezwaar onafwendbaar.

3.4    Indien de raad tot een gegrond dekenbezwaar komt, meent de deken dat een coachingstraject verweerster zou kunnen helpen om orde op zaken te stellen, zoals ter zitting is besproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tijdens de zitting op 29 november 2018 om 11:00 uur verweer gevoerd dat, kort en zakelijk weergegeven, als volgt luidt.

4.2    Verweerster erkent lange tijd niet te hebben gereageerd en biedt daarvoor haar excuses aan. In 2015 is verweerster uit een maatschap gestapt die zo goed als failliet was en verweerster diende in korte tijd zo’n € 88.000 te betalen aan de maatschap. Verweerster is na de uittreding voor zichzelf begonnen en heeft zich een slag in de rondte gewerkt om de schuld te kunnen afbetalen. Toen er ook nog beslag gelegd werd door de Raad voor Rechtsbijstand kon verweerster niets meer declareren en raakte zij in paniek. Verweerster erkent dat zij teveel hooi op haar vork genomen heeft vanwege de grote schulden en dat zij zaken heeft laten liggen en haar kop in het zand heeft gestoken. Het maakt verweerster erg emotioneel. Verweerster durfde geen zaken te weigeren omdat zij bang was om in de financiële problemen te komen. Verweerster wist niet meer wat zij moest doen en heeft niemand hierover verteld. Ook toen zij het dekenbezwaar ontving hoopte zij dat daar niets van zou komen en heeft zij brieven ongeopend gelaten. Toen zij de oproep voor de zitting ontving, wist ze dat ze zich niet langer kon verstoppen. Verweerster heeft wel geprobeerd haar moeilijkheden met de deken te bespreken toen hij in december 2017 bij haar op kantoor was, maar de deken kapte het af omdat hij geen tijd had voor lange verhalen. Daarna durfde verweerster het niet meer met hem te bespreken.

4.3    Volgens verweerster gaat het inmiddels beter. Zij heeft twee juridisch werknemers aangenomen en is (bijna) schuldenvrij. Verder is zij bezig met het wegwerken van achterstanden in dossiers en is zij weer beter bereikbaar.

4.4    Verweerster heeft er begrip voor als de raad haar een maatregel oplegt. Wel hoopt zij dat de raad coulant zal zijn en haar niet zal schrappen omdat de advocatuur haar passie is. Ter zitting heeft verweerster verklaard open te staan voor een coachingstraject.

5    BEOORDELING

5.1    Nu verweerster heeft erkend niet te hebben gereageerd en als zodanig geen medewerking te hebben verschaft aan het onderzoek van de deken naar de over verweerster ingediende klachten als hier aan de orde, dient het dekenbezwaar gegrond te worden geoordeeld.

6    MAATREGEL

6.1    Nu het dekenbezwaar gegrond is, dient de raad zich te buigen over een passende maatregel. Daartoe heeft de raad overwogen dat het handelen van verweerster, of beter gezegd het niet handelen/reageren van verweerster jegens de deken, maar ook jegens klagers (haar cliënten) in de hiervoor genoemde twee klachtzaken, zo ernstig is dat - als verweerster niet ter zitting was verschenen - een schrapping passend en geboden zou zijn geweest. Verweerster is echter wel verschenen en kruipt daarmee door het oog van de naald. De raad geeft verweerster een kans om zichzelf te beteren en orde op zaken te stellen en haar praktijk op alle fronten naar behoren uit te (gaan) oefenen.

6.2    Naar het oordeel van de raad is het in het belang van alle betrokken partijen, maar vooral van verweerster zelf, dat getracht wordt een positieve verandering aan te brengen in het gedrag van verweerster ten aanzien van haar praktijkvoering, zoals de voortgang van en communicatie in haar dossiers. De raad gaat ervan uit dat verweerster in staat is om te leren dat zij zich niet moet verstoppen als het haar teveel wordt en dat zij tijdig hulp in roept van anderen ter voorkoming van een herhaling van het negeren van dossiers en (contactverzoeken van) cliënten en de deken. Verweerster heeft ter zitting van de raad zelf ook verklaard in te zien dat er iets moet veranderen aan haar gedrag (waarbij zij volgens eigen zeggen al op de goede weg is) en dat zij bereid is zich te laten begeleiden door een coach.

6.3    Na de zitting van 29 november 2018 heeft de raad de deken verzocht zich uit te laten over een coach die geschikt en beschikbaar is, mocht de raad tot de benoeming van een coach besluiten. Bij e-mailbericht van 18 december 2018 heeft de deken de raad bericht dat mr. M. Boekhorst Carrillo, voormalig advocaat en tot 1 november 2017 senior raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bereid en beschikbaar is om tegen een uurtarief van € 150,- (exclusief btw) als coach te fungeren. Volgens de deken zal naar verwachting in de ‘eerste zes maanden’ 150 uur aan coaching nodig zijn. Verweerster heeft op het voorstel van de deken bij e-mails van 21 december 2018 en 7 januari 2019 gereageerd en - kort gezegd - gemeld dat zij, ondanks enkele praktische vragen, bereid en (met hulp van derden) financieel in staat is om de coaching te ondergaan.

6.4    De raad acht het opportuun om aan verweerster een voorwaardelijke schorsing op te leggen van 16 weken met als bijzondere voorwaarde begeleiding door een coach. Naar het oordeel van de raad is mr. Boekhorst Carrillo geschikt om verweerster te begeleiden. Zijn uurtarief wordt bepaald op € 150,- per uur (exclusief btw). Reistijd en -kosten zullen niet in rekening worden gebracht. De kosten van de coach zullen ten laste komen van verweerster, waarbij de raad een maximumbedrag zal hanteren van € 12.500,- exclusief btw. De door de deken gegeven schatting van 150 uren aan coaching gedurende het eerst half jaar wordt niet gevolgd omdat dit voor verweerster zou neerkomen op een kostenpost van € 22.500- exclusief btw, hetgeen naar het oordeel van de raad voor verweerster te fors is nu zij haar financiële problemen net te boven is en zij zelfstandig kantoor houdt. Om die reden wordt het maximumbedrag ‘gematigd’ naar € 12.500,-, hetgeen in relatie tot het genoemde uurtarief (afgerond) correspondeert met 83 uren begeleiding. Daarbij zal de raad de periode waar binnen de coaching (als bijzondere voorwaarde) dient plaats te vinden bepalen op zes maanden, te starten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing. Zo wordt bevorderd dat de coaching zo spoedig als mogelijk een aanvang kan nemen en, mocht verweerster niet (volledig) voldoen aan deze bijzondere voorwaarde binnen de gestelde termijn, dat de deken de mogelijkheid heeft om op relatief korte termijn om tenuitvoerlegging van de aan verweerster opgelegde voorwaardelijke schorsing voor de duur van 16 weken te verzoeken.

6.5    De coach zal verweerster in zes maanden tijd adviseren en voorzien van aanwijzingen over het gedrag van verweerster met betrekking tot haar praktijkvoering en de voortgang in dossiers en (tijdige) communicatie daarover met cliënten en de deken. De opdracht aan de coach zal ook luiden dat hij met verweerster dient te onderzoeken op welke wijze veranderingen in het gedrag van verweerster kunnen worden bewerkstelligd, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan individuele begeleiding of het volgen van een cursus of training.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.2    Verweerster dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-440.

7.3    Verweerster dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-440.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk op voor de duur van 16 weken;

-    bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;

-    stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen een proeftijd van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt, niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerster zich zal laten begeleiden door mr. M. Boekhorst Carrillo, van Carrillo Consultants B.V., gevestigd en kantoorhoudende aan de Utrechtseweg 226, 6812 AM te Arnhem, telefoonnummer 06-46908334, die verweerster dient te adviseren en te voorzien van aanwijzingen met betrekking tot haar praktijkvoering, de voortgang in dossiers en het contact met cliënten en de deken, terwijl verweerster gehouden is om zich te gedragen naar de adviezen en aanwijzingen die mr. Boekhorst Carrillo haar zal geven;

-    bepaalt dat de begeleiding door mr. Boekhorst Carrillo gedurende zes maanden zal plaatsvinden, voor een maximaal aantal uren van 83;

-    draagt mr. Boekhorst Carrillo op om samen met verweerster te onderzoeken op welke wijze veranderingen in haar praktijkvoering en het contact met de deken en cliënten het beste kunnen worden bewerkstelligd;

-    draagt mr. Boekhorst Carrillo en verweerster op om de coaching binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing te laten aanvangen;

-    draagt mr. Boekhorst Carrillo op om na afloop van het coachingstraject verslag uit te brengen aan de deken over de stand van zaken in de uitvoering van de hierboven genoemde opdracht, alsmede over zijn verwachtingen en adviezen voor de toekomst;

-    bepaalt dat mr. Boekhorst Carrillo zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een - ten laste van verweerster te brengen - vergoeding van € 150,- per uur (exclusief btw) met een maximum van € 12.500,-;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.2;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    bepaalt dat de termijn van artikel 8a lid 3 Advocatenwet wordt verkort tot twee jaar.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, E.A.C. van der Wiel, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter

Verzonden d.d. 11 februari 2019