ECLI:NL:TADRARL:2019:265 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1035

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:265
Datum uitspraak: 02-12-2019
Datum publicatie: 13-12-2019
Zaaknummer(s): 18-1035
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over collega-advocaat. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019

in de zaak 18-1035

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

gemachtigde: mr. Van der V.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier gedateerd 17 juli 2018 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 december 2018 met kenmerk Z678142, diezelfde dag door de raad ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het van de deken ontvangen dossier, de door klaagster bij e-mail van 19 september 2019 ingediende aanvullende stukken en de door verweerder bij e-mail van 20 september 2019 nader ingediende stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    De heer R. is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn ex-echtgenote mevrouw R. Klaagster staat mevrouw R. bij en verweerder de heer R.

2.3    Tijdens een zitting bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) op

20 mei 2016 heeft de heer R. een verklaring voorgelezen.

2.4    In een van de alimentatieprocedures bij het hof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) heeft verweerder namens de heer R. een brief van het Flight Department van de Chinese vliegmaatschappij Hainan Airlines overgelegd.

2.5    Bij brief van 13 juli 2018 heeft verweerder zijn verhinderdata aan de rechtbank doorgegeven. Op 18 juli 2018 heeft verweerder een afschrift van deze brief per e-mail aan klaagster verstuurd. Nadat klaagster ook verhinderdata aan de rechtbank had doorgegeven, heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald op 4 september 2018. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    zijn cliënt onnodig grievende teksten heeft laten voorlezen tijdens de bij de rechtbank gehouden zitting van 20 mei 2016;

b)    bij de rechter heeft aangevoerd dat zijn cliënt vanwege zeer zware medische restricties niet kon vliegen, terwijl hij wist dat dit onjuist was;

c)    een brief van het Flight Department van Hainan Airlines in de alimentatieprocedure bij het hof heeft overgelegd, terwijl hij wist dat dit een valse brief was;

d)    een brief aan de rechtbank heeft gestuurd zonder klaagster daarvan een kopie te sturen.

3.2    De raad zal de stellingen die klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd, waar relevant, bij de beoordeling bespreken. 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. De raad zal het verweer, waar relevant, bij de beoordeling van de klacht bespreken.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Klachtonderdeel a) gaat over de verklaring die de cliënt van verweerder heeft voorgelezen op de zitting van 20 mei 2016 en die volgens verweerster onnodig grievende opmerkingen bevat.

5.2    De raad stelt vast dat de verklaring die de cliënt van verweerder op de zitting van 20 mei 2016 heeft voorgelezen, de woorden van de  cliënt zijn en niet die van verweerder. Verweerder was naar het oordeel van de raad  niet gehouden om de verklaring van zijn cliënt vooraf op inhoud te controleren. Bovendien blijkt uit de stukken niet dat verweerder dat wel gedaan heeft en, zelfs als verweerder dat gedaan zou hebben, zijn de opmerkingen over klaagster in de verklaring, mede gelet op de context waarin deze is voorgelezen, naar het oordeel van de raad niet onnodig grievend. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en c)

5.3    Klachtonderdelen b) en c) gaan over – kort gezegd – de pilootwerkzaamheden van de cliënt van verweerder. Deze klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor een gezamenlijke beoordeling. 

5.4    De raad stelt voorop dat een advocaat geen feiten naar voren mag brengen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat die niet juist zijn. Anders dan ter zitting namens verweerder is aangevoerd, is de raad van oordeel dat klaagster bij dit uitgangspunt een zelfstandig belang heeft en ontvankelijk is in deze klachtonderdelen.

5.5    Voor zover de aangevoerde medische restricties van de heer R. niet juist zouden zijn en de brief van het Flight Department van Hainan Airlines vals zou zijn, hetgeen in het kader van deze tuchtprocedure niet vastgesteld kan worden, is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan dat verweerder dat wist of redelijkerwijs had kunnen weten.  De dossierstukken bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Nu de raad de juistheid van klachtonderdelen b) en c) niet uit het dossier kan afleiden, zijn klachtonderdelen b) en c) bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing ongegrond.

Ad klachtonderdeel d) 

5.6    Klachtonderdeel d) gaat over de brief van 13 juli 2018 waarbij verweerder verhinderdata aan de rechtbank heeft doorgegeven en waarvan volgens klaagster geen afschrift naar haar is verstuurd.

5.7    Hoewel verweerder niet gelijktijdig met de toezending van zijn brief van 13 juli 2018 aan de rechtbank een afschrift daarvan aan klaagster heeft verstuurd, is de raad van oordeel dat dit van onvoldoende gewicht is om verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat het in de rede lag dat de rechtbank zou wachten op bericht van klaagster over verhinderdata en dat de mondelinge behandeling op 4 september 2018 in aanwezigheid van beide partijen heeft plaatsgevonden, zodat de cliënte van klaagster uiteindelijk niet is benadeeld.

5.8    Uit het bovenstaande volgt dat de raad de klacht in alle onderdelen ongegrond zal verklaren. 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en S.H.G. Swennen, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter