ECLI:NL:TADRARL:2019:226 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-357

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:226
Datum uitspraak: 09-08-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 19-357
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster heeft zich niet ongepast, incorrect of kwetsend jegens klager opgesteld. Verweerster was niet gehouden hoor en wederhoor toe te passen. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 augustus 2019

in de zaak 19-357

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 3 juni 2019 met kenmerk K 18/179, digitaal door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De moeder van klager is op 8 maart 2018 overleden.

1.2    Klager en zijn zus zijn de enige erfgenamen. De zus van klager is aangewezen als executeur testamentair. Zij heeft een legaat gekregen waarbij zij het appartement van de moeder zal erven tegen inbreng van de waarde in de nalatenschap.

1.3    Klager heeft op 14 mei 2018 via zijn notaris aan zijn zus (financiële) stukken opgevraagd, zodat hij zich kan vergewissen van de keuzes die hij dient te gaan maken over de nalatenschap. Op 6 november 2018 heeft klager de gevraagde informatie van zijn zus ontvangen. Naar aanleiding van deze informatie heeft klager nadere informatie bij zijn zus opgevraagd.

1.4    Klager heeft vervolgens aan zijn zus voorgesteld de nalatenschap door middel van mediation te bespreken.

1.5    Verweerster is de advocaat van de zus van klager. Bij per e-mail gestuurde brief van 19 december 2018 heeft verweerster klager namens zijn zus onder meer geschreven:

“Een feit is dat de nalatenschap afgewikkeld moet worden. Iedere maand dat het langer duurt, kost dit de nalatenschap € 500,00 servicekosten voor de flat. Cliënte wil een einde maken aan deze situatie. U stelt voor om samen naar een mediator te gaan. Cliënte ziet niet in waartoe dit zou kunnen helpen. De omvang van de nalatenschap is helder en de flat moet verkocht worden. Cliënte heeft u reeds eerder laten weten dat, indien u daar prijs op stelt, zij best bereid was om het legaat te verwerpen. Maar ook dit bleek niet tot een snelle afwikkeling te leiden.

U heeft tot op heden niet laten weten wat u met de nalatenschap wilt. Wilt u deze aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving of wilt u deze verwerpen? Gaarne verneem ik binnen 2 weken na heden wat uw keuze is. Indien ik dan niets van u heb vernomen, zal ik een verzoekschrift bij de kantonrechter indienen om u een termijn te laten stellen waarbinnen u uw keuze moet hebben gemaakt. Deze kosten komen ten laste van de nalatenschap nu de afwikkeling niet verder kan zonder dat uw keuze duidelijk is. Cliënte hoopt dat het niet zover hoeft te komen.”

1.6    Bij e-mail van diezelfde dag heeft klager zijn zus een aantal vragen gesteld en haar nogmaals verzocht in mediation te gaan omdat hij anders geen vertrouwen heeft in de correcte afwikkeling van de nalatenschap.

1.7    Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 20 december 2018 onder meer geschreven:

“Van cliënte ontving ik uw onderstaande mail van 19 december jl. aan haar. Ik verzoek u geen mails/brieven/apps e.d. meer te verzenden naar mijn cliënte of op een andere manier contact met haar op te nemen. Zij heeft mij ingeschakeld ter afwikkeling van de nalatenschap en wil dat ik met u correspondeer. Zij wil op dit moment geen contact met u als broer. Het enige dat er nu speelt is dat de nalatenschap afgewikkeld moet worden. Daarvoor is van belang dat u de nalatenschap aanvaardt, aanvaardt onder het voorrecht van boedelbeschrijving of verwerpt. Dat verneem ik graag van u. Indien u daarover geïnformeerd wilt worden moet u zich zelf door een notaris in Nederland laten voorlichten.

De door u gestelde vragen zijn daarvoor niet relevant. Cliënte wil niet met u in mediation omdat er alleen een nalatenschap afgewikkeld moet worden. (…). Cliënte heeft de afgelopen periode het gevoel gekregen dat u bij haar antwoorden probeert te halen over de jaren dat u geen contact met uw beider moeder had. Cliënte kan geen antwoorden geven voor jullie moeder. (…) U kunt de door uw moeder gemaakte keuzes niet bij cliënte neerleggen (…) Indien u er voor uw overleden moeder had willen zijn, had u in het verleden andere keuzes moeten maken. Hier staat cliënte geheel buiten. (…) Cliënte heeft geen behoefte u te ontmoeten of met u in gesprek te gaan. U heeft haar daar te veel voor gekwetst. Het feit dat u de administratie van jullie moeder aan het doorspitten bent, vindt zij ook heel erg. Cliënte vindt dat jullie moeder dit niet heeft verdiend. U bent nog een uur bij jullie moeder geweest voor haar overlijden, dat was het moment om haar uw vragen te stellen. (…)”.

1.8    Bij e-mail van 21 december 2018 heeft klager verweerster verzocht om een toelichting op het voorstel van zijn zus.

1.9    Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 22 december 2018 onder meer geschreven:

“Naar aanleiding van onderstaande mail bericht ik u dat ik het door uw zus aan u gedane voorstel niet ga toelichten. U heeft zelf met haar gecorrespondeerd. U kunt nalezen wat ze toen heeft geschreven. Verder is een voorstel van uw zus pas zinvol indien duidelijk is wat u met de nalatenschap wilt.”

1.10    Klager heeft zijn zus vervolgens op 22 december 2018 een voorstel gedaan voor de afwikkeling van de nalatenschap. Bij e-mail van 31 december 2018 heeft verweerster klager meegedeeld dat klagers zus akkoord gaat met het voorstel en dat verweerster een overeenkomst zal opstellen. Dat is gebeurd en uiteindelijk is een overeenkomst tot stand gekomen.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, kort en zakelijk weergegeven in, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij: 

a)    op een ongepaste, incorrecte en buitengewoon kwetsende manier communiceert;

b)    geen hoor en wederhoor heeft toegepast;

c)    zaken in de conceptovereenkomst heeft beschreven die in strijd zijn met de waarheid en nadelig voor de positie en belangen van klager.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Dit klachtonderdeel ziet op de brief van verweerster aan klager van 19 december 2018 en op de e-mails van verweerster aan klager van 20 en 22 december 2018. Verweerster heeft hierin het standpunt en het gevoel van haar cliënte verwoord en uitgelegd waarom haar cliënte niet open staat voor mediation. De manier waarop verweerster dat heeft gedaan is niet als onnodig grievend/kwetsend aan te merken en is ook anderszins niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook in de onderhavige klachtprocedure heeft verweerster zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten. Dat verweerster onvoldoende distantie betracht ten opzichte van haar cliënte en/of zich escalerend heeft opgesteld, heeft klager onvoldoende onderbouwd en is ook niet gebleken. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast en op de stoel van de rechter is gaan zitten door te stellen dat de door klager gestelde vragen niet relevant zijn. Verweerster heeft het verhaal van haar cliënte voor waar aangenomen en als zodanig gecommuniceerd. Verweerster heeft een eigen verantwoordelijkheid en had hoor en wederhoor moeten toepassen, aldus nog steeds klager.

4.4    De voorzitter stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat partijdigheid één van de kernwaarden is waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. De advocaat is dan ook niet gehouden in alle gevallen hoor en wederhoor bij de wederpartij toe te passen of te antwoorden op vragen van de wederpartij. De advocaat mag alleen geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De advocaat mag daarbij uitgaan van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, heeft klager onvoldoende onderbouwd. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij zaken in de concept-overeenkomst heeft beschreven die in strijd zijn met de waarheid en nadelig voor de positie en belangen van klager. Volgens klager heeft verweerster in het concept ten onrechte geschreven dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard, dat er schulden zijn bij de nalatenschap en dat klager de volmacht moet laten legaliseren bij notaris in Nederland terwijl klager in Frankrijk woont.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft verweerster op 22 december 2018 een voorstel gedaan voor de afwikkeling van de nalatenschap. Op 31 december 2018 heeft verweerster klager bericht dat zijn zus akkoord gaat met het door klager gedane voorstel en dat verweerster daartoe een (concept-)overeenkomst zal opstellen. Dat heeft verweerster vervolgens gedaan en op 23 januari 2019 aan klager toegestuurd, tezamen met een volmacht. Klager heeft de overeenkomst vervolgens getekend. Verweerster behartigde ten aanzien van de overeenkomst de belangen van haar cliënte en niet die van klager. Voor zover klager het niet eens was met de concept-overeenkomst, had hij dat bij verweerster moeten aangeven. Dat heeft hij kennelijk niet gedaan. Niet valt in te zien wat verweerster terzake tuchtrechtelijk valt te verwijten. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 9 augustus 2019.

griffier    voorzitter