ECLI:NL:TADRARL:2019:161 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-742

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:161
Datum uitspraak: 10-06-2019
Datum publicatie: 10-06-2019
Zaaknummer(s): 18-742
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In het kader van een aansprakelijkheidsprocedure is er onder klager beslag gelegd op onroerende zaken. Verweerder heeft nagelaten precies uit te zoeken hoe het beslag moest worden doorgehaald. Dit gebeurde pas toen een kantoorgenoot van verweerder zich ermee bezig hield. Bovendien heeft verweerder ondanks de gemaakte afspraak nota’s voor zijn werkzaamheden aan klager gestuurd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zorgvuldig en professioneel gehandeld bij het opheffen van het beslag. De klacht daarover is ongegrond. Ook heeft verweerder in een e-mailbericht voldoende duidelijk gemaakt voor welke werkzaamheden klager wel en voor welke hij niet hoefde te betalen. Ook deze klacht is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 juni 2019

in de zaak 18-742

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 28 november 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 september 2018 met kenmerk 2017KNN197/145092, door de raad ontvangen op 17 september 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 april 2019 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en wat ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft als vennoot van de VOF “N.S.”N. (hierna: N.) een zeilevenement georganiseerd waaraan het skûtsje van de heer de J. deelnam. Aan boord van dat schip heeft mevrouw B. op 11 juni 2013 letsel opgelopen. Hiervoor heeft zij zowel N. als de J. aansprakelijk gesteld. N. was verzekerd bij Delta Lloyd, de J. was verzekerd bij Allianz.

2.3    Mevrouw B. heeft N. en de J. gedagvaard. N. heeft mr. T., kantoorgenoot van verweerder ingeschakeld om haar in de procedure bij te staan. Mr. T. heeft verzuimd zich voor N. te stellen. Bij vonnis van 20 oktober 2010 is N. bij verstek veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 25.000,00 aan mevrouw B. en tot vergoeding van haar schade op te maken bij staat.

2.4    Mr. T. heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Op 1 juli 2013 heeft mevrouw B. verlof gekregen om beslag te leggen op de onroerend goederen van klager. Bij arrest van 28 januari 2014 heeft het Hof de aansprakelijkheid van N. gehandhaafd. Er is geen cassatie ingesteld.

2.5    Mr. T. heeft op 1 januari 2014 zijn praktijk beëindigd. De zaak is overgenomen door zijn kantoorgenoot mr. G.

2.6    Allianz heeft namens de heer de J. de zaak met mevrouw B. geschikt voor een bedrag van € 156.000,00. Op 21 mei 2015 heeft Allianz N. gedagvaard om dit bedrag op haar te verhalen. Bij vonnis van 29 maart 2017 is die vordering afgewezen door de rechtbank Noord-Nederland.

2.7    Het kantoor van mr. T. heeft klagers belangen in laatstgenoemde procedure behartigd zonder een honorarium in rekening te brengen.

2.8    Op 27 december 2016 heeft verweerder aan de advocaat van Allianz per e-mail verzocht de gelegde beslagen op te heffen. Allianz was daartoe niet bereid. Bij e-mailbericht van 25 juli 2017 heeft verweerder Allianz opnieuw verzocht de beslagen op te heffen.

2.9    Op 11 augustus 2017 schrijft verweerder in een e-mailbericht aan klager:

“Tijd om even een update te geven met betrekking tot de beoogde opheffing van het beslag op het schip. Naar aanleiding van de door jou verstrekte informatie is mijn collega J. v.d. M. met eea aan de slag gegaan en voorbereidingen getroffen voor het aanspannen van een kort geding. Bij het naar boven halen van de beslagstukken en bestudering ervan hebben wij ons de vraag gesteld of het wel daadwerkelijk Allianz is die moet overgaan tot het opheffen van het beslag. We kwamen tot de conclusie dat dit niet het geval is omdat het beslag destijds nog door mevrouw B. is gelegd en een gelegd beslag niet automatisch mee overgaat bij een cessie van de vordering (zoals plaatsgevonden tussen B. en Allianz).

Ook schrijft verweerder in datzelfde bericht:

“Tenslotte bevestig ik voor de goede orde dat wij eerder telefonisch bespraken dat de uren die gemoeid zijn met het opheffen c.q. doorhalen van het beslag, inclusief een eventueel kort geding, door ons kantoor aan jou in rekening gebracht worden. Wij hanteren hiervoor een gematigd uurtarief van € 190,-- per uur exclusief BTW, verschotten en trendmatige verhogingen. Graag ontvang ik van jou nog met een enkel woord een bevestiging dat je hiermee instemt.”

2.10    Na overleg tussen de advocaat van mevrouw B. en de advocaat van Allianz heeft de advocaat van Allianz in augustus 2017 de deurwaarder opdracht gegeven de gelegde beslagen op te heffen.

3    KLACHT

3.1    Klager heeft tegelijk met de klacht tegen verweerder bij de deken een klacht ingediend tegen mr. T. Deze klacht is afgedaan bij voorzittersbeslissing van 19 december 2018. Tegen die beslissing is geen verzet ingesteld. De klacht tegen verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder klager heeft wijsgemaakt dat het door mevrouw B. gelegde beslag middels cessie was overgenomen door Allianz. Hij heeft nagelaten dit precies uit te zoeken. Pas na lang aandringen door klager is het beslag doorgehaald. Dit lukte pas toen een kantoorgenoot van verweerder zich ermee bezig hield;

b)    verweerder ondanks de gemaakte afspraak nota’s aan klager stuurde en die door inschakeling van een incassobureau heeft willen incasseren.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Het was het standpunt van Allianz dat de door mevrouw B. gelegde beslagen waren overgegaan op Allianz door cessie van haar vorderingen. Allianz heeft de beslagen uiteindelijk ook opgeheven.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Met klager is expliciet afgesproken dat hij voor de werkzaamheden verband houdende met de opheffing van het beslag een rekening zou krijgen.

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling van deze klacht geldt voor de raad als uitgangspunt dat het handelen van verweerder dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Klager verwijt verweerder dat hij klager heeft wijs gemaakt dat het beslag door Allianz van mevrouw B. zou zijn overgenomen. In het e-mailbericht van 11 augustus 2017 schrijft verweerder echter dat hij tot de conclusie is gekomen dat het beslag niet automatisch door Allianz is overgenomen van mevrouw B. Wat daar ook van zij: vast staat dat het beslag door toedoen van verweerder(-s collega) is opgeheven. Dat was wat klager wenste te bereiken. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in de nasleep van de kwestie met mr. T. zorgvuldig en professioneel gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    In het e-mailbericht van 11 augustus 2017 heeft verweerder aan klager geschreven dat de uren die besteed zouden worden aan het opheffen van het beslag bij hem in rekening zouden worden gebracht. Uit de stukken blijkt niet dat klager op enigerlei wijze hiertegen heeft geprotesteerd. Dit verwijt van klager is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, N.H.M. Poort, H.Q.N. Renon, P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op10 juni 2019.

Griffier                                                                   Voorzitter