ECLI:NL:TADRARL:2019:108 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-196

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:108
Datum uitspraak: 29-05-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 19-196
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Voor zo ver verweerder al bevriend zou zijn met zijn cliënt en onderzoek heeft gedaan naar andere lopende procedures tegen klager, is dit niet tuchtrechtelijk laakbaar.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 29 mei 2019

in de zaak 19-196

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 27 maart 2019 met kenmerk K 18/122, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft een aannemingsbedrijf. Volgens klager heeft de heer E. (hierna: ‘de klant’) een factuur van klager onbetaald gelaten.

1.2    Klager heeft via een deurwaarder en incassoprocedure getracht de door hem gestelde vordering bij de klant te incasseren.

1.3    Verweerder heeft als advocaat de klant bijgestaan in genoemde incassoprocedure. De klant heeft de vordering van klager betwist en een tegenvordering ingesteld vanwege vermeende ondeugdelijkheid van de door klager verrichte werkzaamheden.

1.4    Bij brief van 13 oktober 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder de opdracht van de klant heeft aangenomen om uit te zoeken of er nog andere procedures lopen en wie de advocaat van de wederpartij is in een andere zaak van klager;

Toelichting:

Klager is bevriend geweest met de klant en de klant weet dat klager sinds 2006 verwikkeld is in een juridische procedure met een andere voormalige opdrachtgever. Op verzoek van de klant heeft verweerder de klant doorgegeven dat mr. P. de advocaat is van die opdrachtgever respectievelijk die wederpartij van klager. Sindsdien wordt klager door de klant bedreigd en afgeperst. De klant heeft meerdere keren contact gehad met mr. P. om informatie uit te wisselen en een plan van aanpak te maken om klager kapot te maken. Wegens ernstige gezondheidsproblemen heeft klager de zaak tegen de klant stil gelegd, met de bedoeling deze later weer op te pakken. Door onderzoek te doen naar andere zaken van klager heeft verweerder zijn ambt als advocaat misbruikt en geschonden.

b)    verweerder bevriend is met de klant.

Toelichting:

De klant heeft aan klager in een appbericht een keer laten weten dat hij een “zeer goed bevriende advocaat” heeft. Klager leidt daaruit af dat verweerder en de klant bevriend zijn.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerder heeft geen opdracht gekregen om uit te zoeken wie de advocaat is van de andere wederpartij van klager en verweerder heeft daar geen onderzoek naar gedaan of namen doorgegeven en verweerder is ook niet bekend (geworden) met andere procedures die klager voert of heeft gevoerd. Zelfs als verweerder op verzoek van zijn cliënt wel onderzoek zou hebben gedaan naar andere belanghebbenden met soortgelijke ervaringen of vorderingen dan valt dat binnen de normale belangenbehartiging van een cliënt.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerder is niet bevriend met de klant. Dat de klant tegenover klager anders zou hebben beweerd, kan zijn maar dat is dan zijn zaak. Ook als wel sprake zou zijn van vriendschap dan is dat niet klachtwaardig. De klacht berust op onjuiste aannames van klager.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter leidt uit het klachtdossier af dat er contact is geweest tussen de klant en mr. P. om te bezien of zij over en weer iets voor elkaar konden betekenen in de procedures tegen klager. Het betreft rechtstreeks contact tussen de klant en mr. P. Verweerder is daar niet aan te pas gekomen, althans dat blijkt niet uit de stukken en verweerder heeft dat ook niet betwist. Ook heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen dat verweerder de naam van mr. P. aan de klant heeft doorgegeven of dat verweerder enig onderzoek heeft gedaan naar andere lopende zaken van klager, nu verweerder dit expliciet heeft betwist en klager zijn klacht op dit punt onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Overigens, zelfs als verweerder wel onderzoek had verricht naar andere lopende procedures en naar behandelend advocaten in dat kader, dan is dit niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het is niet ongebruikelijk dat advocaten, al dan niet op verzoek van hun cliënt, nagaan of er andere procedures tegen een wederpartij lopen en contact leggen met die partijen respectievelijk hun advocaat om te bezien of zij iets voor elkaar kunnen betekenen. Zo lang een advocaat daarbij binnen de grenzen van de aan hem toekomende ruime vrijheid blijft, is dit toegestaan. Verder geldt nog dat verweerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor  uitingen en/of handelen van de klant richting klager waarmee klager zich niet kan verenigen. Dat is iets tussen klager en de klant en daar staat verweerder buiten. Nu van enig tuchtrechtelijk handelen door verweerder niet is gebleken, oordeelt de voorzitter klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Klager heeft gesteld dat sprake is van een bevriende relatie tussen verweerder en de klant. Verweerder heeft deze stelling expliciet betwist. Los van de vraag of de stelling van klager juist is, is de voorzitter niet helder waarom een bevriende relatie tussen een cliënt en een advocaat tuchtrechtelijk laakbaar zou zijn. Klager heeft in zijn klacht niet toegelicht welk concreet verwijt hij verweerder op dit punt maakt. Het enkele bestaan van een bevriende relatie, als dit al zo zou zijn, is hoe dan ook onvoldoende om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen maken. Klachtonderdeel b is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 29 mei 2019.

griffier               voorzitter

Verzonden d.d. 29 mei 2019