ECLI:NL:TADRARL:2019:106 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-063

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:106
Datum uitspraak: 29-04-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 19-063
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 29 april 2019

in de zaak 19-063

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 1 februari 2019 met kenmerk 18-0225/MV/sd, door de raad ontvangen op 1 februari 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is in 1999 ziek geworden. In 2009 heeft mr. K namens klager een procedure aangespannen tegen de inmiddels ex-werkgever van klager (hierna: de werkgever). De werkgever was verzekerd bij Generali schadeverzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: de verzekeraar). De verzekeraar heeft verweerster verzocht haar in de procedure tegen klager bij te staan.

1.2    Op 31 maart 2009 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.

1.3    Bij faxbericht van 2 juni 2009 heeft verweerster de rechtbank onder meer bericht:

“In bovengenoemde zaak ontving ik een afschrift van de brief d.d. 29 mei jl. die [mr. K] aan de rechtbank toezond.

[Mr. K] verzoekt om het nemen van een akte en namens cliënte (…) maak ik bezwaar tegen dit verzoek. Een dergelijk verzoek kan niet meer gehonoreerd worden als de zaak voor vonnis staat.

Op 31 maart jl. vond de comparitie van partijen plaats. Het had op de weg van [mr. K] gelegen om tijdens de comparitie van partijen de kantonrechter te verzoeken nog een akte te mogen nemen en in het geval de kantonrechter daar instemmend op had gereageerd, zou de zaak verwezen zijn naar de rol voor het nemen van een akte (…). Na deze zitting is de zaak evenwel verwezen naar de rol van 12 mei 2009 voor vonnis en de uitspraak is aangehouden tot de rol van 9 juni 2009. [Mr. K] is dan ook te laat met haar verzoek tot het nemen van een akte.”

1.4    Bij faxbericht van 25 juni 2009 heeft verweerster de rechtbank verzocht het vonnis aan te houden en de zaak te verwijzen naar de parkeerrol in verband met schikkingsonderhandelingen. Mr. K heeft het faxbericht van verweerster voor akkoord getekend.

2    KLACHT

2.1    De voorzitter begrijpt klacht van klager aldus dat hij van mening is dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    zich op en na 31 maart 2009 heeft voorgedaan als gemachtigde van de verzekeraar;

b)    in haar faxbericht van 2 juni 2009 onrechtmatig heeft geëist dat geen deskundigen meer gehoord zouden worden;

c)    in haar faxbericht van 25 juni 2009 valsheid in geschrifte heeft gepleegd;

d)    op illegale wijze niet-medische en niet vrijgegeven gegevens over klager in het geding heeft gebracht;

e)    na 31 maart 2009 heeft samengespannen met mr. K.

3    VERWEER

Verweerster voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege tijdsverloop. Subsidiair meent verweerster dat de klacht van klager (kennelijk) ongegrond is.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

4.2    De voorzitter overweegt als volgt. De verwijten die klager verweerster maakt hebben betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de verzekeraar in de procedure tegen klager. Verweerster heeft de verzekeraar tot eind 2009 bijgestaan. De termijn als bedoeld in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet is dan ook uiterlijk eind 2009 gaan lopen (voor wat betreft de klachtonderdelen b) en c) al op 2 respectievelijk 25 juni 2009). Dat het proces-verbaal van de comparitie van 31 maart 2009 pas in 2016 zou zijn “vrijgegeven”, zoals klager stelt, betekent niet dat de termijn pas toen is gaan lopen. Door pas in juli 2018 een klacht over verweerster in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn ruimschoots overschreden. Van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht is niet gebleken. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-     klager, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, aanhef en onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 29 april 2019.

griffier                                voorzitter

bij afwezigheid van mr. S. van Excel is

deze beslissing ondertekend door

mr. M.M. Goldhoorn, griffier

Verzonden d.d. 29 april 2019.