ECLI:NL:TADRARL:2019:103 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-012

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:103
Datum uitspraak: 01-04-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 19-012
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Betreft een dekenbezwaar. Verweerster heeft in de zaak 19-011, waarin de deken een tuchtrechtelijk onderzoek deed naar de klacht van een cliënt van verweerster, ondanks herhaald rappel, niet de gevraagde inlichtingen verstrekt aan de deken. De door verweerster aangevoerde zakelijke problemen, zijn geen grond om niet aan het verzoek van de deken te voldoen. Dekenbezwaar gegrond.  Berisping, geen kostenveroordeling omdat die al in de hiermee samenhangende zaak 19-011 is opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 1 april 2019

in de zaak 19-012

naar aanleiding van de klacht van:

mr. M.L.J. Bomers in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

kantoorhoudende te Arnhem

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 januari 2019, ontvangen door de raad op 7 januari 2019, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een dekenbezwaar ingediend over verweerster.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2019 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster in de zaak 19-011 (de klacht van P. tegen verweerster). In die zaak heeft de adjunct-secretaris van de orde van de orde van advocaten Gelderland een kopie van de klachtbrief van P. van 27 april 2018 op 8 mei 2018 doorgestuurd naar verweerster. Daarbij is meegedeeld dat verweerster in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de klacht zodra de aanvulling op de klacht van P. is ontvangen. Na enige correspondentie tussen de adjunct-secretaris en P. heeft de adjunct-secretaris bij brief van 24 juli 2018 verweerster verzocht binnen drie weken te reageren op de klacht van P. Nadat binnen deze termijn niets was vernomen van verweerster, heeft de adjunct-secretaris haar bij brief van 21 augustus 2018 een rappel gestuurd met het verzoek binnen twee weken te reageren. Ook hieraan heeft verweerster geen gehoor gegeven. Vervolgens heeft de adjunct-secretaris op 17 september 2018 en op 6 november 2018 met P. gecorrespondeerd, welke brieven in kopie naar verweerster zijn gestuurd. Als bijlage bij de brief van 6 november 2018 was een concept-brief aan de raad van discipline gevoegd met een samenvatting van de klacht. Eerst op 24 december 2018 heeft verweerster gereageerd op de concept aanbiedingsbrief.

3    DEKENBEZWAAR

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt door ondanks herhaald rappel in het tuchtrechtelijk onderzoek van de klacht van P. niet de gevraagde inlichtingen aan de deken te verschaffen (gedragsregel 29).

Toelichting

De bezwaren tegen verweerster in het kader van deze klacht klemmen des te meer omdat onlangs in twee andere klachtzaken ook ambtshalve bezwaren ter kennis van de raad van discipline zijn gebracht van dezelfde aard, te weten handelen in strijd met gedragsregel 29.

4    VERWEER

4.1    In haar brief van 24 december 2018 heeft verweerster gereageerd op de klacht van P. en heeft aangegeven dat zij de klacht bij haar verzekeringsmaatschappij heeft gemeld en dat de verzekeringsmaatschappij een schikkingsvoorstel heeft gedaan.

4.2    Ter zitting heeft zij aangevoerd dat haar handelen jegens de deken te maken heeft met de  moeilijke periode die zij doormaakte na haar vertrek van haar toenmalige kantoor. Zij moest aan dat kantoor een fors geldbedrag betalen in verband met de overname van dossiers. Door die situatie was zij enorm gestrest met als gevolg dat zij “de kop in het zand heeft gestoken”.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken, dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zoals neergelegd in gedragsregel 29. Vaststaat dat verweerster niet heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken van de deken om informatie, zoals bovenstaand onder 2.2 is weergegeven. Het argument dat verweerster zakelijke problemen had die verband hielden met haar vertrek bij haar toenmalige kantoor en de daardoor ontstane stress waardoor zij “haar kop in het zand heeft gestoken”, is onvoldoende grond om haar optreden jegens de deken te rechtvaardigen. Het feit dat verweerster op 24 december 2018, eerst vijf maanden na het eerste verzoek om informatie, alsnog een korte reactie naar de deken heeft gestuurd, maakt dit oordeel niet anders. Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de ernst van de gedraging, waarbij het niet terstond voldoen aan de verzoeken van de deken om informatie, zelfs niet na herhaaldelijk rappel, als een ernstige misdraging wordt aangemerkt, terwijl daarvoor geen te respecteren reden was, komt de raad tot oplegging van de maatregel van berisping.

7    KOSTENVEROORDELING

7.1    Nu de klacht in de zaak 19-011, die nauw samenhangt met het onderhavige dekenbezwaar, gegrond is verklaard en een kostenveroordeling is uitgesproken ziet de raad aanleiding om in deze zaak niet nogmaals een kostenveroordeling op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, H.H. Tan, A.M.T. Weersink, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 april 2019.

Griffier                             Voorzitter

Verzonden d.d. 1 april 2019.