ECLI:NL:TADRAMS:2019:79 Raad van Discipline Amsterdam 18-969/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:79
Datum uitspraak: 18-04-2019
Datum publicatie: 25-04-2019
Zaaknummer(s): 18-969/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Geen sprake van schending van regel 6 lid 5 van de Gedragsregels 1992, nu verweerder niet aan klager heeft toegezegd dat hij (e-mail)correspondentie van klager vertrouwelijk zou behandelen. Het stond verweerder vrij om de e-mail van klager in het belang van zijn cliënte door te sturen naar het OM.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 april 2019

in de zaak 18-969/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 mei 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 november 2018 met kenmerk 40-17-0080/87791, door de raad ontvangen op 3 december 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken en de bijlagen 1 tot en met 31. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van de gemachtigde van verweerder aan de raad van 4 maart 2019 en de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 11 maart 2019.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager is verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure en daaraan gelieerde procedures. Verweerder heeft als advocaat bijstand verleend aan mr. B, die als advocaat van de ex-echtgenote van klager betrokken was bij die echtscheiding. Verweerder heeft mr. B bijgestaan bij de behandeling van een door klager over haar ingediende klacht en terzake van door klager jegens haar gedane strafrechtelijke aangiftes.

2.2    Bij afzonderlijke brieven van 30 december 2010 heeft de toenmalige plaatsvervangend hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam, mr. Van S, klager en zijn ex-echtgenote meegedeeld dat hij de verschillende strafrechtelijke aangiftes die zij jegens elkaar hadden gedaan zal seponeren en hen dringend verzocht om de oplossing van hun conflicten te vinden bij henzelf of hun advocaten en daarvoor niet de politie in te schakelen.

2.3    Op 7 februari 2011 heeft verweerder mr. Van S onder meer geschreven:

“Bij brief van 30 december 2010 hebt u alle aangiftes van [klager] tegen zijn ex-echtgenote geseponeerd. Naar aanleiding daarvan heb ik u telefonisch gevraagd of ook de door [klager] tegen mijn cliënte, [mr. B], de advocaat van de ex-echtgenote van [klager], zullen worden geseponeerd. (…)

Met deze brief beoog ik u mijn verzoek te bevestigen. Ter toelichting verwijs ik graag naar de klachtbrief van 11 oktober 2010 van [klager] en naar mijn brief van 4 februari 2011 met bijlagen aan de deken. In die brief voer ik namens [mr. B] verweer tegen de klachten van [klager]. (…)

Ik zend u voorts een tweetal processen-verbaal van aangifte. [Klager] (…) deed op 7 januari 2010 aangifte ter zake verduistering/diefstal/heling (…)

[Klager] deed voorts aangifte op 24 september 2010 ter zake onttrekking van zijn minderjarige kinderen aan zijn wettig gezag. (…)

Ik zou het op prijs stellen op korte termijn van u te vernemen of u bereid bent de beide aangiftes en mogelijk ook nog andere aangiftes van [klager] maar waarvan mijn cliënte geen weet heeft, te seponeren, met vermelding dat mijn cliënte überhaupt nooit als verdachte werd aangemerkt.”

2.4    Op 8 februari 2011 om 09:01 uur heeft verweerder mr. Van S onder meer geschreven:

“In de bijlagen treft u mijn brief aan u aan die ik gisteren in hardcopy bij u liet bezorgen. (…)

Teneinde u inzicht te geven in de houding die [klager] inneemt zend ik u ook nog een drietal e-mails van hem die ik van hem ontving naar aanleiding van mijn beide brieven aan de deken.”

2.5    Op 8 februari 2011 om 14:24 uur heeft klager verweerder in het kader van de door klager over mr. B ingediende tuchtklacht een e-mail gestuurd met daarboven “VERTROUWELIJK/PERSOONLIJK”. De e-mail luidt, voor zover van belang:

“ik was vanochtend bij de Hoge Raad en nadien bij het Parket-Generaal. Bij de laatste kreeg ik (weer) de vraag waarom de strafaangiften nog niet zijn ingetrokken. Ik heb (weer) moeten antwoorden dat ik dat niet weet. (…) Ik hoef niet aan [de ex-echtgenote van klager] te vragen waarom zij dat niet doet, want dat kreng geeft toch nooit antwoord. (…) Ik kan het wel aan [mr. Van S] vragen, maar dat vind ik onder de huidige gevoelige omstandigheden even niet opportuun.

(…) Als die idioot haar aangifte(n?) zou intrekken, komt er lucht voor meer intrekkingen. (…)

Misschien kun je dat jouw vriendinnen in het Naardense heksenhuis nog ‘ns voorhouden. (…)”

2.6    Verweerder heeft de e-mail van klager diezelfde dag om 21.13 uur doorgestuurd naar mr. Van der V, destijds landelijk hoofdadvocaat-generaal. In de begeleidende e-mail heeft verweerder, voor zover van belang, geschreven:

“Ongeveer tezelfdertijd dat jij mij vanmiddag belde, stuurde [klager] mij onderstaand bericht. Daar blijkt wel uit dat hij nog steeds op fout spoor zit. Hij denkt dat zijn ex-echtgenote aangiftes tegen hem moet intrekken. Maar hij moet de strafaangiftes en de tuchtklachten tegen anderen, waaronder [mr. B] (…) intrekken. Dan worden de aangiftes (als die er zijn) van [de ex-echtgenote van klager] tegen [klager] natuurlijk ook ingetrokken. (…)

Hoor ik nog even van jou als jij [mr. Van S] hebt gesproken? Ik probeer nu mijn brief van 7 februari aan [mr. Van S] in een Word document aan jou te mailen. (…)

Let ook eens op de toon en woordkeus van [klagers] e-mail (…)”

2.7    Op 9 februari 2011 heeft verweerder nog een e-mail gestuurd aan mr. Van der V.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    de e-mail van klager van 8 februari 2011 heeft doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie (hierna: OM), hetgeen in strijd is met regel 6 van de Gedragsregels 1992;

b)    ondanks dat klager in de e-mail van 8 februari 2011 had geschreven dat hij zich ter zake van de gedane strafaangiftes liever niet tot mr. Van S wilde richten, klagers e-mail aan het OM heeft gestuurd;

c)    hij zich in zijn (e-mail)contacten met mr. Van S niet tot het in zijn brief van 7 februari 2011 gedane verzoek heeft beperkt, maar mr. Van S van aanvullende, voor het door hem ingediende verzoek onnodige informatie en stukken heeft voorzien waarmee verweerder klager bij mr. Van S belastend heeft geprobeerd te kleuren;

d)    de vertrouwelijke e-mail van klager van 8 februari 2011 ook aan de (voormalige)  werkgever van klager, zijnde het College van procureurs-generaal in de persoon van mr. Van der V heeft gestuurd, terwijl daar geen valide reden voor was;

e)    mr. Van der V op 9 februari 2011 wederom een e-mail heeft gestuurd en hij het kennelijk nodig vond om zijn eigen e-mail aan mr. Van der V te voorzien van de woorden “STRIKT PERSOONLIJK EN VERTROUWELIJK”.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1    Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De raad dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

5.2    De raad overweegt als volgt. De verwijten die klager verweerder maakt dateren uit februari 2011. Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij pas in november of december 2016 kennis heeft kunnen nemen van de gewraakte e-mails van verweerder, na een op 2 mei 2016 ingediend WOB-verzoek bij het College van procureurs-generaal. De op 19 mei 2017 ingediende klacht is dan ook binnen de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn ingediend. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

Algemeen toetsingskader

5.3    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdelen a), b) en d)

5.4    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het doorsturen door verweerder van de e-mail van klager van 8 februari 2011 naar mr. Van der V (zie 2.6). Volgens klager had verweerder dat om meerdere redenen niet mogen doen. Klager heeft hierbij onder meer een beroep gedaan op regel 6 lid 5 van de Gedragsregels 1992. Daarin is bepaald dat indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht zal nemen.

5.5    De raad overweegt als volgt. Vast staat dat verweerder niet aan klager heeft toegezegd dat hij (e-mail)correspondentie van klager vertrouwelijk zou behandelen. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, kan hij niet eenzijdig vertrouwelijkheid opleggen. Er is dan ook geen sprake van schending van regel 6 lid 5 van de Gedragsregels 1992. Het stond verweerder vrij om de e-mail van klager – waarover dus geen vertrouwelijkheid overeen was gekomen – in het belang van zijn cliënte door te sturen naar het OM, ondanks dat klager in zijn e-mail had geschreven dat hij het OM er niet bij wilde betrekken. Het doorsturen van de e-mail en het attenderen op hoe klager zich uitliet over mr. B was functioneel voor de zaak die verweerder bepleitte, namelijk het seponeren van de aangiftes van klager over mr. B. Dat is op 3 maart 2011 ook gebeurd. Dat verweerder hiermee de belangen van klager onnodig en onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel is dan ook niet gebleken.

5.6    Voor wat betreft het verwijt dat verweerder zijn contacten met het OM niet heeft beperkt tot de voor hem als advocaat, in het kader van zijn op 7 februari 2011 gedane verzoek, enige voor de hand liggende contactpersoon, mr. Van S, maar zich tevens heeft verstaan met mr. Van der V, destijds landelijk hoofdadvocaat-generaal geldt dat verweerder ook dit mocht doen in het belang van zijn cliënte, nu mr. Van der V volgens verweerder ook betrokken was bij het seponeren van de aangiftes van klager en zijn ex-echtgenote. Verweerder heeft voorts ter zitting verklaard dat hij zich meent te herinneren dat hem destijds juist vanuit het OM is gevraagd om het contact over de kwestie (ook) via mr. Van der V te laten lopen, omdat mr. Van S hoofdadvocaat-generaal van het ressortsparket Amsterdam zou worden en daarmee de nieuwe functioneel leidinggevende van klager. 

5.7    De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen a), b) en d) ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel c)

5.8    Dit klachtonderdeel ziet op de e-mail van verweerder aan mr. Van S van 8 februari 2011 om 09:01 uur (zie 2.4). In die e-mail heeft verweerder onder meer geschreven “Teneinde u inzicht te geven in de houding die [klager] inneemt zend ik u ook nog een drietal e-mails van hem die ik van hem ontving naar aanleiding van mijn beide brieven aan de deken.”. Volgens klager heeft verweerder hiermee getracht klager bij mr. Van S belastend te kleuren.

5.9    De raad overweegt dat ook voor dit verwijt geldt dat verweerder mr. Van S in het belang van zijn cliënte inzicht mocht geven in de houding van klager en hij hiermee de belangen van klager niet onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel. Klachtonderdeel c) is daarom eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.10    Dit klachtonderdeel ziet op de e-mail van verweerder aan mr. Van der V van 9 februari 2011 (zie 2.7). Verweerder heeft die e-mail voorzien van de woorden ”strikt persoonlijk en vertrouwelijk”. Volgens klager blijkt daaruit dat verweerder exact begrijpt wat die woorden inhouden en wat daarmee wordt beoogd, te weten het voorkomen van verdere verspreiding. Uitgerekend dat heeft verweerder niet toegepast op de vertrouwelijke en persoonlijke e-mail van klager, aldus klager.

5.11    De raad overweegt dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij met mr. Van der V, anders dan met klager, vertrouwelijkheid had afgesproken. Reeds gelet hierop is klachtonderdeel e) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op18 april 2019.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2019 verzonden.